Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Gepubliceerd op 22-05-2021

Algemeen overzicht der muziekgeschiedenis

betekenis & definitie

De oorsprong v/d muziek is moeilijk meer na te gaan. Men heeft op grond v/d nog bestaande arbeidsliederen gemeend dat primitieve muziek den rhythmischen arbeid reeds zeer vroeg heeft moeten begeleiden.

Maar ook religieuze bijeenkomsten zijn, zoover men i/d geschiedenis kan terug zien, steeds met muziek vergezeld geweest. In China en Egypte had de muziek, naar men kan nagaan, i/d 2e en 3e eeuw v. Chr. reeds zekere traditioneele vormen aangenomen, hetgeen o/e nog grooter ouderdom wijst. De menschelijke stem, al of niet begeleid door eenvoudige blaas- of snaarinstrumenten (de laatste vermoedelijk toevallig ontstaan u/h schietwapen: de boog) was de voornaamste voortbrengster v. muziek. Onder Egyptischen en Babylonischen invloed ontwikkelde zich dan, m/d uitbreiding en differentieering der muziekinstrumenten, de Hebreeuwsche muziek, waarvan men elementen kan terugvinden i/d latere Chr. kerkmuziek. Bij de Grieken werkt de muziek zich echter boven het stadium v. rhythmische begeleiding uit en krijgt een zekere mate v. zelfstandigheid.

De Middeleeuwen.

De Grieken hebben ook over de muziek getheoretiseerd en getracht een systeem der muziek op te bouwen. Boëthius vertaalde dit i/k Latijn en leverde daarmee den grondslag v/d Middeleeuwsche monniken zoodat de heilige Ambrosius i/d 4e eeuw het ritueele gezang kon invoeren en Paus Gregorius de Groote (± 600) den kerkzang (Gregoriaansche zang) verder kon ontwikkelen. Er ontwikkelde zich een muziekschrift met letters (Neumcn) en i/d 10e eeuw treedt v/h eerst de meerstemmigheid op, die tot dusverre waarschijnlijk onbekend was geweest. Deze ontwikkeling bereikt haar hoogtepunt i/d 15e en 16e eeuw met de Ned. school, Orlando di Lasso en Palestrina in Italië. Belangrijk was daarbij de verbetering v/h muziekschrift eerst d/d neumen op lijnen te plaatsen en later door ze te vervangen d/d teekens, die wij thans nog gebruiken. De muziek wint snel in populairteit d/d volksmuziek der trekkende muzikanten, d/d liederen der troubadours en minnezangers. Dan komt ook het volkslied en de Protest, kerkzang (Luther, Johann Walther).

1600—1800.

Omstreeks 1600 komen in Italië opera en oratorium voort uit pogingen o/d Grieksche tragedie i/d stijl op te voeren; Caccini, Scariatti en Monteverdi waren hierbij de fp'ootmeesters en spoedig verspreidde zich het genre over geheel Europa (Lulli en Gluck). Kamer-, orkesten kerkmuziek bloeien en buiten Italië ontstaan door Schütz, Bach en Händel, grootscbc oratoria. De instrumentale muziek maakt snellen vooruitgang door de verbetering der snaarinstrumenten (viool, klavier en cello) en later d/h ontstaan v/h orgel (Sweelinck). Opnieuw verplaatst het centrum der muziek zich naar W.-Europa. In Duitschland zijn Haydn, Mozart, Beethoven, schitterende instrumentalisten. Italië blijft echter voorname figuren vóórtbrengen, daarnaast echter Frankrijk: Corelli, Purcell, Couperin, Rameau, Grétry, Paesiëllo, Paganini, Boccherini, Méhul. Het Duitsche lied vindt tenslotte zijn hoogtepunt in Schubert.

19e eeuw, eeuw der muziek.

Reeds i/d 18e eeuw werden de grondslagen gelegd die de muziek differentieerden in verschill. vormen: kantaten, missen, sonaten, enz. en tenslotte m/h contrapunt de fuga. De Mannheimsclie school geeft derinstrumentale muziek haar moderne vormen. Haydn brengt symphonie en kwartet op hun tegenwoordige hoogte. Maar met de 19e eeuw en de ontwakende nationale gevoelens splitst de muzikale uiting zich ook n/d nationaliteiten, al blijft aanvankelijk haar romantische instelling internationaal. De Fransclie traditie wordt door Auber, Adam, Berlioz, Chopin, Gounod, Lalo, Saint Saens, Bizct, Massenet, Fauré e.a. hoog gehouden, Spontini, Rossini, Donizetti, Bellini e.a. vertegenwoordigen de Italiaansche muziek, maar in Duitschland beheerscht Wagner de opera en het muziekdrama. Daarnaast ontstaan bijzondere vormen: komische opera (operette), ballade en wals (Lanner, Strauss).

De Russische muziek wordt in Europa bekend (Glinka, Moessorgsky, Tsjaikowski, Rimski-Korsakof), evenals de groote Bohemers (Smetana, Dvorak). De Duitsche instrumentalisten houden a/d traditie vast (Brahms, Bruckner, Reger, Mahler), terwijl tegen het eind v/d 19e eeuw b/d Franschen de neiging ontstaat m/d oude vormen te breken.

20e eeuw.

Daardoor werken de Franschen ditmaal baanbrekend (d’Indy, Debussy, Ravel e.a.) m/e impressionistische muziek, die geheel volgens het koortsachtige verloop der gebeurtenissen, kenmerkend v. deze eeuw, spoedig, d/'e expressionistische muziek werd opgevolgd, die v/h wildste uitingen echter korten tijd later terugkeerde. Ook de opera vernieuwt zich door Puccini, Mascagni, Leoncavallo, terwijl i/d richting v/e instrumentale vernieuwing (atonale muziek) Schönberg, Strawinsky, Hindemith en Honegger baanbrekend werken. Een nieuwe neiging tot internationaliteit wordt onder invloed v/d jazzmuziek merkbaar, waarmee i/d eerste plaats Amerika a/h internationale muziekleven heeft deelgenomen.

< >