Het is in veel gezinnen een gewoonte om zoo nu en dan het houtwerk van deuren en kozijnen af te nemen met warm zeepwater. De vuile plekken, zooals deuren die soms vertoonen om en bij de kruk, verwijdert het zindelijke dienstmeisje „prachtig” met behulp van Ira, Monkeybrand of . . . zand.
Maar ze weet niet — of in elk geval, zij trekt er zich niets van aan — dat bij een dergelijke schoonmaakbeurt niet alleen het vuil, maar ook een deel van de verf aan doek of borstel blijft zitten en dat, bij herhaling van deze reinigingsmethode, het houtwerk kale, vervelooze plekken krijgt. De huisvrouw, die weet hoe gewerkt moet worden, zorgt ervoor, dat deuren en kozijnen worden schoongehouden met spons en lap; dat het meisje ze hoogstens eerst even afneemt met koud zeepwater zonder soda, waarna zij ze dadelijk afsponst met schoon, koud water. Af en toe een scheutje azijn in het water kan geen kwaad.Bij het schoonmaken van spiegels en het glaswerk van platen en schilderijen kunnen spons en lap wel achterwege blijven, want de ervaring leert, dat ze bij die bezigheid meer kwaad dan goed verrichten. Een druppel water toch, die verzeild raakt achter het glas van een teekening of plaat, zoo’n enkel drupje, dat zich een weg baant achter den spiegel, kan heel wat onheil stichten. In dit geval is het dus veel verstandiger af te wrijven met een goed uitgedrukt lapje, gedrenkt in spiritus, en na te poetsen met een zacht doekje, waarin een beetje blauwselpoeder. Als het blauwsel niet meer op het glas blijft kleven, is dit volkomen helder.
„De vensters mogen niet gewasschen worden, als de zon erop schijnt!” waarschuwt de huisvrouw haar dienstmeisje. En zij heeft gelijk, want er is veel kans, dat dan „het weer” erin komt. Maar drukt zij haar gedienstige ook op het hart, om, voordat deze gaat glazen lappen, de ruiten eerst ter dege stofschoon te maken? De hinderlijke krassen en strepen op onze vensterruiten zouden vermeden kunnen worden, als onze Aaltje’s en Dina’s altijd aan dit eenvoudige voorschrift hadden voldaan.
Voor 't glazenwasschen moeten twee emmers of teilen schoon water worden genomen; in de eene ligt de spons, waarmee het meisje de ruiten wascht, in de andere wordt de leeren lap telkens verfrischt en stevig uitgewrongen.