Het afwasschen van kristal en glaswerk eischt veel zorg. Men moet er nooit kokend water voor nemen, daar de glazen dan zouden springen, ook niet te vet zeepsop, daar de zeep dan te veel in de hoeken gaat zitten.
Zijn er veel glazen voorwerpen te wasschen, dan moeten ze nagespoeld worden in warm water. Voor ’t afdrogen moeten liefst fijne linnen doeken gebruikt worden, omdat katoenen doeken zoo pluizen.De glazen worden afgewasschen met een kwastje en daarna dadelijk afgedroogd. Men mag ze nooit lang laten uitdruipen, omdat ze dan altijd streperig opdrogen. Om te zien of ze schoon zijn, houdt men ze tegen 't licht. Bij ’t afdrogen mag men de glazen nooit aan den voet vasthouden, daar ze dan kunnen afbreken. Houdt dus 't glas om de kelk vast, deze kan gemakkelijk meedraaien.
Warme of lauwe glazen moet men niet op koude marmeren of steenen bladen zetten, daar ze dan kunnen springen. Op gewreven tafels of lichte tafelkleeden kunnen ze kringen geven.
Gewerkt kristal wordt vóór het afwasschen uitgeborsteld.
Evenals bij 't vaten wasschen komen eerst de kleine, daarna de grootere voorwerpen aan de beurt.
Glaswerk, dat met verf of olie is verontreinigd, kan men schoonmaken door er spiritus in te doen, vermengd met fijne houtskool en dan flink te schudden. Ook terpentijn is hier een uitstekend reinigingsmiddel.
Alle kristallen voorwerpen, die men afgewasschen en schoongespoeld heeft, behooren goed te worden gedroogd. Lukt dit bij flesschen, karaffen, vazen en dergelijke niet gemakkelijk, dan trachte men een doek naar binnen te
wringen. Ook kan men een stuk vloei- of filtreerpapier tot een kwast knippen en dat in de flesch of vaas zoolang heen en weer bewegen, totdat al het vocht is opgezogen. Bovendien kan men kristallen karaffen wegzetten, met een prop filtreerpapier afgesloten, bij wijze van kurk. Men bereikt daarmee, dat al het vocht geabsorbeerd wordt, zoodat het kristal volkomen helder blijft. Karaffen, die van binnen niet volkomen droog zijn, moet men nooit op andere wijze afsluiten.
De doeken moeten zacht en soepel zijn. Karaffen en flesschen, ook hooge, smalle bloemvazen schudt men met wat water, waarin fijngestampte eierschalen zijn gedaan. In plaats daarvan kan men gebruik maken van zand met azijn, theebladeren of koffiedik. Hagelkorrels reinigen ook uitstekend, maar zijn voor flesschen en glazen niet aan te raden, daar ze looddeelen kunnen achterlaten, die schadelijk zijn voor de gezondheid. Vazen, door het bloemenwater bruin en groen aangeslagen, maakt men gemakkelijk schoon met ammonia; waterkaraffen schudt men met sterken azijn of met zoutzuur, welk laatste een vergif is en na welk gebruik men dus extra goed dient na te spoelen. Het bezinksel van rooden wijn, port of scherry, kan men verwijderen door te spoelen met alcohol, bijvoorbeeld brandewijn. Lukt het niet dadelijk, de wijnkaraffen op deze manier helder te krijgen, dan zet men ze met den brandewijninhoud weg, totdat de aanslag is opgelost en schudt ze na met water, waarin een der bovengenoemde schuurmiddelen.