Vogels zijn warmbloedige gewervelde dieren, die ademen door middel van longen met luchtzakken. Ze hebben een unieke lichaamsbedekking; de veren.
De meeste soorten kunnen vliegen en enkele hebben het vliegen gecombineerd met zwemmen. Door allerlei aanpassingen aan het milieu zijn er ook grote verschillen in uiterlijk bij de vogels.Veel vogelsoorten zijn door de eeuwen heen gehouden juist om hun aantrekkelijke uiterlijk. Ze werden gehouden in kooien of in volières; in grachten en vijvers. Andere soorten hebben bewezen van grote waarde te zijn op de boerderij.
Tegenwoordig zijn veel vogelsoorten in gevaar uit te sterven. Dat is veroorzaakt door het ingrijpen van de mens in het natuurlijk milieu. Ook de onverantwoordelijke handel in huisdieren heeft veel kwaad gedaan. Vogels in het wild worden door wetten beschermd. In ons land kwam de eerste Vogelwet tot stand in 1912 en reeds in 1899 werd de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels opgericht.
Vogelliefhebbers houden in hun kooi of volière gekweekte vogels en ze hebben er heel wat moeite en zorg voor over deze vogels tot broeden te laten komen.
Anatomie van vogels
Vogels onderscheiden zich van andere dieren door hun veren. Insekten en vleermuizen kunnen ook vliegen, maar alleen vogels hebben veren als lichaamsbedekking. Andere belangrijke kenmerken zijn: de veranderde voorpoten, die vleugels zijn geworden; en het ontbreken van tanden. Vogels zijn geëvolueerd uit reptielen en de fossiele ’oervogel’ geldt als bewijs daarvan. De schubben zijn nog te vinden op tenen en poten.
Anatomie.
De vleugels van een vogel zijn in feite voorpoten. Deze gewijzigde voorpoten zijn een kenmerk voor de hele klasse van vogels.
Delen van een vogel
1 Snavel.
2 Keel.
3 Oorstreek.
4 Tenen.
5 Loopbeen.
6 Armpennen (kleine slagpennen).
7 Handpennen (grote slagpennen).
8 Bovenstaartdekveren.
9 Staartpennen.
10 Romp.
11 Schouderveren.
12 Duimvleugeltje.
13 Nek.
14 Kruin.
Veren.
Er zijn vier grondvormen:
a Dekveren - de buitenste bedekking,
b Slagpennen - grote en kleine,
c Haarveren.
d Donsveren.
Het vliegen.
Voor het vliegen zijn nodig: een licht gewicht, vleugels met sterke vliegspieren en een goed gezichtsvermogen om afstanden te schatten. Vleugels bestaan uit grote slagpennen voor voortstuwing en kleine slagpennen als draagvlak. De vleugels zijn gestroomlijnd om de weerstand van de lucht te verminderen.
Vogels worden in 28 ordes verdeeld met samen meer dan 9000 soorten. Ze komen verspreid over de hele wereld voor en door de aanpassingen aan verschillende milieus zijn er grote verschillen ontstaan in bouw en uiterlijk. Meer dan de helft van alle vogelsoorten rekent men tot de Orde der Passeriformes of Zangvogels. Leden van deze orde hebben bewezen zich zeer goed te kunnen aanpassen aan veranderde milieuomstandigheden.
Snavelvormen.
Vogels gebruiken hun snavels bij het zoeken van voedsel; bij het verzorgen van het verenkleed; bij het bouwen van een nest, enz. De snavelvorm geeft al enige aanwijzing omtrent de aard van het voedsel.
1 Snavel van een zaadeter.
2 Snavel van een nectareter.
3 Snavel van een insekteneter.
4 Papegaaisnavel - ook voor klimmen.
5 Snavel van een vruchteneter.
6 Zeefsnavel (eend).
7 Snavel van een roofvogel.
Voeten.
De voeten van een vogel zijn ook op verschillende manieren aangepast.
a Normale voet met drie tenen voor en een achter.
b Leden van de papegaaifamilie hebben twee tenen voor en twee achter, c Zwemvogels hebben tussen de tenen zwemvliezen.
d Roof- of stootvogels hebben scherpe klauwen.
Het houden van kooi- en volièrevogels
De eeuwen door zijn veel vogelsoorten in kooien of in volières gehouden. Deze interessante en kleurrijke vogels werden gehouden om ze te bestuderen of gewoon voor plezier. De meeste van deze vogels behoren tot twee ordes: Passeriformes (zangvogels) en Psittaciformes (papegaaiachtigen). De orde van zangvogels omvat een groot aantal families. Hun onderling verschillende gedragspatronen kunnen in een volière goed worden geobserveerd. Leden van de papegaaiachtigen houden vaak van gezelschap en leren soms ’praten’.
Welke vogels gekozen moeten worden hangt allereerst af van de beschikbare accommodatie. Kanaries, grasparkieten en enkele papegaaien kunnen binnenshuis in kooien worden gehouden. Alle andere vogels die in dit hoofdstuk ter sprake komen zijn geschikt voor de volière. Bij een gemengde collectie moet echter gekeken worden of de verschillende soorten elkaar goed verdragen. Het houden van inheemse vogels in kooien is geregeld in de Vogelwet 1936 en het Vogelbesluit 1937. Neem in uw kooi of volière enkel in gevangenschap gefokte vogels.
De aanschaf.
Kooivogels als kanaries en grasparkieten kunnen in een dierenwinkel worden gekocht. Voor deze en andere vogels kunt u ook terecht bij de fokkers. Zij adverteren wel in bepaalde tijdschriften. De zo aangeschafte vogels zijn in volières gefokt en van een ringetje voorzien. Het is aan te bevelen lid te worden van een vereniging van kanarie- of parkietenhouders.
Let op de gezondheid
1 De snavel moet goed van vorm zijn.
2 De ogen moeten helder zijn.
3 Het uiterlijk glad en glanzend.
4 Poten geen vervormingen vertonen.
5 De onderstaart moet schoon zijn.
6 De vogels moeten levendig zijn.
Pas aangeschafte vogels kunnen het beste 2 weken apart worden gehouden.
Acclimatiseren.
Vogels die uit warme landen zijn geïmporteerd moeten natuurlijk eerst aan het klimaat wennen. Dat duurt enkele maanden en de vogels moeten deskundig worden verzorgd. Voorzorgsmaatregelen nemen dat de dieren geen kou vatten; vooral in de winter. Ook moeten de vogels wennen aan dieetverandering.
Basis-typen.
Er zijn twee basis-typen van kooi- en volièrevogels: de zangvogels, hier vertegenwoordigd door de kanarie en papegaaiachtigen vertegenwoordigd door een grasparkiet. Kanaries en grasparkieten kunnen in kooien of in volières worden gehouden. De andere hebben een volière nodig.
Vogelkeuze voor een volière.
Vooraf moet er deskundig advies worden gevraagd over welke vogels er nu samen in een volière kunnen. Vaak is dat het geval met vogels van ongeveer gelijke grootte. Er zijn echter ook erg agressieve kleine vogels en erg vredelievende grote. Het formaat geeft dus niet altijd uitsluitsel. Er moet ook rekening worden gehouden met de eisen betreffende voedsel, temperatuur en vegetatie in de volière. Sommige vogels vernielen de vegetatie, terwijl andere er gebruik van maken om te nestelen.
Speciale eisen.
Voorbeelden van vogels die speciale eisen stellen.
1 Rozekoppenpaartjes kunnen het beste een eigen volière hebben.
2 Agressief tegenover andere soorten.
3 Nectareters hebben meer beschutting nodig.
Gemengde collecties. Voorbeelden:
4 Zwartkopbronsmannetje, zebravink, oranjekaakje.
5 Bandvink, Japanse nachtegaal, Fischers wida.
6 Witkuifgaai, valkparkiet, goudsnaveltoekan.
Vogelkooien
Kooien zijn nodig voor de huisdieren in de kamer, zoals kanaries en grasparkieten of papegaaien. Ze dienen echter ook om vogels te laten acclimatiseren en om er binnenhuis-collecties in onder te brengen. Alle kooien moeten zo ruim mogelijk zijn. De normale tralie-kooien uit de handel zijn geschikt voor kanaries en grasparkieten. Voor andere vogels is het erg moeilijk aan een geschikte kooi te komen en het beste is vaak er zelf een te maken. Eenvoudig te maken is een zogenaamde kistkooi met een voorkant van tralies.
Wel moeten de kooien geplaatst worden op een tochtvrije plaats en met volop natuurlijk licht, ’s Avonds en ’s nachts kunnen de kooien worden afgedekt met een kleed. De vogels worden dan beschermd tegen tocht en storing. Niet de hele kooi hoeft echter afgedekt te worden. De zijde die naar de brandende lampen in de kamer is gekeerd is voldoende. Plotselinge veranderingen in de temperatuur moeten worden vermeden.
Kistkooi.
De beste plaats voor de kooi is een rustige hoek, waar geen tocht is en geen direct zonlicht, maar wel voldoende natuurlijk licht.
1 De voorkant bestaat uit tralies met een tussenafstand van 1,25 cm, voor kleinere vogels 0,9 cm.
2 Zitstokken - twee op de halve kooihoogte met voldoende ruimte voor
kop en staart; twee dichterbij de bodem om bij het voedsel en het water te kunnen.
3 Deurtje met een veilige sluiting.
4 Uitneembare bakjes voor voer en grit aan weerszijden..
5 Belletje - als speelgoed voor grasparkieten. Hang echter niet teveel speeltjes op.
6 Automatisch drinkschaal.
7 Uitneembare bodem bedekt met zand, zaagsel of krantenpapier bij vruchtenetende vogels.
Zitstokken.
Deze moeten niet te dik zijn. De voet moet er goed omheen kunnen sluiten. Een ovale zitstok is het beste en ze moeten niet te glad zijn.
Dunne zitstokken bevorderen de nagelgroei.
Grasparkieten hebben graag takken van wilg of vlier, waar de schors nog omheen zit.
Een kool voor de papegaai.
De kooien die in de handel zijn, zijn meestal 90 x 60 x 60 cm. Voor grote papegaaien kan men zelf een kooi maken, maar de houten delen moeten met metaal worden bekleed. Papegaaien knabbelen het hout stuk en de zitstokken moeten dan ook regelmatig worden vernieuwd. De afgebeelde kooi is van stevig metaaldraad met een metalen rooster boven een uitneembare bodem.
Een zijde is helemaal dicht voor de rust van de vogel.
Het schoonhouden.
De kooien van vruchteneters moeten dagelijks worden schoongemaakt; voor de andere kooivogels is om de 2 of 3 dagen voldoende. Verwijder het vuilgeworden zand, zaagsel of krantenpapier. Maak de voeren waterbakjes goed schoon. Elke avond moet het niet opgenomen voer worden weggehaald. Ook de zitstokken worden gereinigd en gedesinfecteerd. Ongeveer eens per drie maanden wordt de gehele kooi met warm water schoongemaakt en gedesinfecteerd.
Lichaamsbeweging.
Kooien zijn zelden groot genoeg om aan de behoefte aan beweging - zelfs van kleine vogels - te voldoen.
Gemakkelijk te temmen vogels - kanaries en grasparkieten - kunnen op geregelde tijden buiten de kooi wat extra beweging krijgen.
Goed toezicht is dan wel vereist. Voor de vogels uit de kooi mogen moeten deuren en ramen dicht; ramen en spiegels afgedekt en open vuur afgeschermd worden. Andere huisdieren moeten dan ook de kamer uit.
Voor het voeren laat men de vogel uit de kooi. Het voer kan dan gebruikt worden als lokaas om weer in de kooi terug te keren.
Volières
Voor de meeste vogelsoorten is een volière beter. De dieren hebben dan de ruimte om ons hun gedragingen te tonen, vooral ook hun territoriumgedrag. Een volière verschaft de vogels ook de mogelijkheid tot meer lichaamsbeweging en dat is van belang voor de gezondheid. In een volière kunnen ook enigszins de natuurlijk omstandigheden worden nagebootst, waardoor de vogels weer gemakkelijker tot broeden zullen komen.
Volière buitenshuis
1 Het nachthok moet droog en tochtvrij zijn. Een naadloze, houten wand of een stenen wand zijn goed maar dubbelwandig is nog beter. Het nachthok kan iets hoger zijn dan het buitenverblijf; de vogels kiezen de hoogste plek om te ’roesten’. De grootte van het nachthok hangt af van het aantal vogels.
2 Ramen om daglicht en frisse lucht binnen te laten. Aan de binnenzijde gaas of tralies om ontsnappingen te voorkomen.
3 Schuifdeurtje om de vogels binnen of buiten te laten.
4 Deur naar het nachthok (eventueel winterverblijf) liefst met een sluis.
5 Buitenvolière; houten of metalen frame met gaas (1,25 cm; voor kleinere vogels fijner).
6 Dode takken of twijgen als zitplaats. Zorg voor voldoende zitgelegenheid.
7 Plant heesters of struiken om insekten te lokken voor de insektenetende vogels in de volière.
8 Uitgang met een hoogte van 120 cm. Een sluis is ook hier niet overbodig.
Vogelverblijven moeten altijd zo groot mogelijk zijn. Men moet erop letten dat de vogels niet kunnen ontsnappen, maar ook moeten ze voldoende veilig zitten. Alleen verdraagzame vogelsoorten moeten samengebracht worden en de volière moet niet te vol worden. Zijn de vogels eenmaal geacclimatiseerd, dan kunnen vele het hele jaar door in de volière verblijven. Sommige soorten hebben extra beschutting nodig of zelfs verwarming in de winter.
Volière-ontwerpen.
Verschillende typen vogelverblijven zijn er voor diverse vogelcollecties.
a Een broeikas is ideaal voor vogels die extra warmte nodig hebben. Een raam met gaas zorgt voor de nodige ventilatie. Planten trekken levend voedsel aan voor insektenetende vogels,
b Een reeks afzonderlijke buiten- en binnenverblijven zijn uitstekend voor broedende paartjes of voor vogels die beter afzonderlijk gehuisvest kunnen worden.
Het schoonhouden.
Verwijder alle voedsel dat niet is gebruikt tegen het einde van elke dag. Voer- en drinkbakjes moeten elke week grondig worden gereinigd en alle zaaddoppen en uitwerpselen moeten worden weggehaald. Regelmatig moeten zitstokken en -takken worden schoongemaakt. Zo nodig worden ze door nieuwe vervangen. Tegen het einde van het broedseizoen worden de vogels tijdelijk ergens anders ondergebracht om de hele volière grondig schoon te kunnen maken en herstelwerkzaamheden te verrichten.
Bescherming tegen ongedierte. Volières moeten worden beveiligd tegen predatoren en tegen dieren die voedsel stelen. Gravende dieren kunnen worden tegengehouden door het gaas tot 30 cm in de grond door te laten lopen, of over de grond.
Het voeren van kooi- en volièrevogels
Vogels hebben een hogere lichaamstemperatuur en een snellere stofwisseling dan de meeste zoogdieren. Ze moeten dan ook nooit voedsel en water tekort hebben. Blaas de lege zaaddoppen uit de voerschotels en controleer de hoeveelheid water. Voerbakken en -schotels moeten nooit onder de zitstokken geplaatst worden om vervuiling door uitwerpselen te voorkomen. Kooi- en volièrevogels kunnen in drie typen worden ingedeeld wat het voedsel betreft. De zaadeters zijn gemakkelijk te voeren met allerlei zaden en mengsels, groenvoer, grit en sepia.
Voor de insekten- en vruchteneters zijn insekten, vruchten en zaden nodig. Nectareters kunnen gevoerd worden met in de handel verkrijgbare nectar-vervangende middelen en met levende insekten.
Alle vogels moeten extra voeding hebben als ze broeden en de jongen grootbrengen.
Manier van voeren.
Er bestaan een hele reeks voerbakjes en -schalen om kooien volièrevogels te voeren. Sommige moeten worden opgehangen; andere kunnen gewoon op de grond worden geplaatst.
1 Voerbakje dat aan de tralies wordt bevestigd; kan ook voor grit of voor water worden gebruikt.
2 Zaadautomaat - voor het voeren van zaadmengsels erg geschikt.
3 Ruifje voor groenvoer; aan de tralies te bevestigen.
4 Pot met doorboord deksel om insekten in te bewaren, enz. Ze worden uit de pot vrijgelaten als ze als voer nodig zijn voor de vogels.
5 Spijkers zonder kop kunnen gebruikt worden om stukjes vers fruit op de zitstok te prikken.
6 Sepia kan worden vastgezet tussen de tralies.
7 Een nectarmengsel kan gevoerd worden met een speciaal flesje, met omgebogen punt.
8 Drinkwaterautomaat.
Het hanteren van vogels
Alle volièrevogels en ook de meeste kooivogels moeten zo weinig mogelijk worden beetgepakt. De vogels zijn min of meer schuw en schrikken gemakkelijk. Daarom is het het beste ze zo weinig mogelijk te storen. Sommige vogels, waaronder ook papegaaien worden erg gemakkelijk tam en worden aanhankelijke huisdieren. Kanaries, grasparkieten en papegaaien moeten daarom jong worden aangeschaft. Veel soorten van de papegaaifamilie zijn van nature aan gezelschap gewend.
Zijn ze alleen, dan zoeken ze gezelschap en genegenheid bij de mens. Het beste is geen stevige handschoenen te dragen bij het hanteren van de vogels. Ze zullen er waarschijnlijk schrik voor hebben.
Wel is het gebruik van handschoenen soms aan te raden bij enkele volièrevogels. Dergelijke vogels zijn trouwens ook niet gesteld op een aanhalige manier van behandelen.
Het vangen.
De vogels in een volière kunnen worden gevangen met een vlindernetje. Wuif met bijvoorbeeld een zakdoek om de vogel af te leiden en vang het diertje als het net in een goede positie zit; meestal is dat hangend aan de tralies. Zorg ervoor dat door uw actie de andere vogels niet bang worden. Kooivogels kunnen met de hand worden gepakt. Steek de hand in de kooi en pak de vogel rustig beet.
Houd het kopje tussen wijsvinger en duim met zachte druk aan weerszijden van de snavel.
Houd met de rest van de hand de vleugels tegen het lichaam. Druk nooit op de borst van de vogel en trek niet aan vleugel- of staartpennen. Na training gaan de vogels op de gestrekte vinger zitten en kunnen zo uit de kooi worden gehaald.
Om de vogels dat te leren steekt u dagelijks uw hand een 15 minuten in de kooi. Zo zal uw vinger tenslotte als zitstok worden geaccepteerd.
Het vervoeren van vogels.
Soms moeten de vogels vervoerd worden. Door het vervoer kunnen sommige vogels erg van streek raken en ze kunnen zelfs aan stress gaan lijden. Het beste is voor eigen vervoer zorgen, bijvoorbeeld als de vogels naar een tentoonstelling moeten. Bent u lid van een vereniging, dan zal men u daarbij met raad en daad bijstaan.
Doe de vogels in stevige dozen, kistjes of mandjes met goede ventilatieopeningen. Duurt de reis langer dan enkele uren dan moet er ook voor voer en water worden gezorgd. Vervoer gedurende de nacht is goed als de dieren ter plaatse kunnen zijn voor hun ochtendvoer. Ook tijdens het vervoer moeten de vogels niet opeengepakt zitten.
Het temmen.
Grote papegaaien kunnen gevaarlijke huisdieren zijn vanwege hun sterke snavels. Alle papegaaien moeten oefening buiten de kooi hebben en daarom moeten ze eerst getemd worden.
Begin met het deurtje te openen en bied de vogels stukjes voedsel aan. Peentjes zijn daarvoor erg geschikt, vooral als de papegaai zich wat agressief toont. Ga door op deze manier tot de vogel nieuwsgierig genoeg is geworden om de kooi te verlaten. Is de vogel gewend aan het uit de kooi komen dan legt u een stok bij het dier. Eerst zal er argwaan zijn. Het aanbieden van stukjes voedsel zal die angst en achterdocht wel wegnemen.
De stok houdt u nu heel rustig voor de borst van de vogel; boven de poten. Moedig de vogel aan om op de stok te gaan zitten. De stok moet schuin omhoog wijzen, anders klimt de papegaai van de stok op uw arm.
Het leren praten.
Leden van de papegaaifamilie staan bekend om hun vermogen tot spreken. Eigenlijk is dat natuurlijk slechts een imiteren van de spraak. U kunt een vogel aanschaffen die het 'praten' bij een vorige eigenaar al heeft geleerd. Wilt u de vogel zelf leren praten, dan moet het dier jong worden aangeschaft.
Houd het dier alleen en begin met korte dagelijkse trainingen van een enkel, niet te moeilijk woord. Herhaal dezelfde les steeds weer tot de vogel het woord heeft geleerd. Pas daarna volgt een tweede woord, enz. Sommige papegaaien praten echter alleen maar als hun eigenaar niet in de buurt is.
Baden en kortwieken
Voor hun lichaamsverzorging zorgen de vogels zelf. Toch moeten ze in staat gesteld worden een bad te nemen. Dat baden stimuleert weer de verzorging van de veren met de snavel. Alles wordt weer netjes op zijn plaats gebracht en de veren krijgen een olieachtig laagje. Verder moeten af en toe de snavel en de nagels worden gecontroleerd. Soms is knippen nodig als ze te lang worden. Het knippen van de vleugels is alleen nodig bij grote papegaaien die veel vrijheid genieten.
Kortwieken.
De bedoeling hiervan is dat vogels die tamelijk vrij worden gehouden niet ver kunnen vliegen. Er zijn twee methodes. Men kan één vleugel kortwieken of beide vleugels. De grote en kleine slagpennen worden recht afgeknipt. Na het ruien moet dat worden herhaald.
Snavel en nagels knippen is nodig als deze te lang worden. Gebruik een nagelschaartje als de vogel klein en tam is. Natuurlijk kunt u een en ander ook door een deskundige laten doen. Voorkomen kunt u de snelle groei van de nagels ook. Zorg voor goede zitstokken die niet te dun zijn en zorg voor een goede ontlasting bij de vogel.
Ruien is een natuurlijk proces dat optreedt in regelmatige jaarlijkse periodes ofwel het hele jaar door plaats heeft. Tijdens de rui moet de temperatuur constant worden gehouden en bij het voedsel wordt iets extra gegeven in de vorm van ei of insekten.
Het baden.
Verschillende vogelsoorten stellen aan een bad enige eisen.
1 Een badkooitje dat aan de vogelkooi kan worden gehangen is geschikt voor kanaries en andere kamervogels.
2 Ondiepe aarden schalen zijn ideaal voor kleine volièrevogels. De aarden schaal Is wat ruw en geeft de vogelpootjes houvast.
3 Papegaaien houden van een stortbad. Ze spreiden dan hun vleugels uit. Neem hiervoor een plantenspuit.
Ziektes
Belangrijk is het voor gezonde levensomstandigheden te zorgen. Voorkomen is beter dan genezen. Soms treden vogelziektes plotseling en snel op en voor sommige ziektes zijn ook mensen vatbaar. Leer te letten op ziektesymptomen en isoleer aangetaste vogels meteen. Warmte is vaak een goede remedie. Medicijnen moeten alleen gegeven worden op advies van de dierenarts. De dosis kan van groot belang zijn.\
Verschijnselen van ziekte
1 Afscheiding uit de neusgaten; korst op de snavel.
2 Verandering van oogkleur.
3 Zwellingen; opgezwollen gewrichten.
4 Ruige veren, rillen en huiveren duiden op koorts; uitgespreide vleugels zijn een teken van oververhit zijn.
5 Smerige buikstreek (diarree).
6 Geluiden bij het ademen.
7 Schubben op de poten.
8 Slechte conditie van de veren.
9 Zwakte; weigeren te eten.
Ziektes.
a) Pokken en difterie. Pokken bij snavel, aan voorhoofd, poten en op de huid. Behandeling door dierenarts. Bij kanaries kanariepokken of hapziekte. Erg besmettelijk. Zieke vogel isoleren; gezonde inenten bij dierenarts.
b) Stofwisselingsstoringen. Diarree en darmcatarre. Door het voer beschuitkruim met houtskoolpoeder of norit. Water vervangen door rijstwater.
c) Aspergillose is een schimmelziekte die de longen aantast.
d) Kouvatten en ademhalingsmoeilijkheden door vochtige omstandigheden.
e) Mondzweren door infectie via het drinkwater.
f) Parasieten. De mijten kunnen wratten veroorzaken aan kop en poten. Het resultaat van inwendige parasieten kan o.a. coccidiosis zijn.
g) Let bij diarree en verstopping (hardlijvigheid) op correcte voeding.
h) Veerplukken treedt op bij vitaminegebrek, lusteloosheid en verveling.
i) Zwellingen aan de poten worden veroorzaakt door te veel vet in het voedsel.
Ziekenkooitje.
Warmte is van groot belang bij ziekte van de vogels. Isoleer de zieke vogel in een zieken- of hospitaalkooitje dat verwarmd kan worden met een lamp tot 29 graden Celsius. De voorzijde is een glazen schuifraam. In de zijkanten kunnen ventilatiegaten worden aangebracht en er is een deurtje voor het voeren en schoonhouden.
Het fokken van kooi- en volièrevogels
De bereidheid van vogels om in gevangenschap te broeden hangt in hoge mate af van de omgeving. Deze moet zoveel mogelijk de natuurlijke omgeving van de vogel benaderen. Veel vogels broeden als elk paartje een eigen territorium heeft; andere broeden juist als er meerdere paartjes bijeen zijn in een volière. Bij sommige vogelsoorten is het basisprobleem hoe men een mannetje en een vrouwtje bij elkaar zoekt. Niet altijd zijn de geslachten duidelijk te onderscheiden.
Het beste is dan ook dat u vooraf deskundig advies vraagt. Ook een vereniging waarvan u lid bent geworden kan u met raad en daad terzijde staan.
Vooral ingewikkeld is het fokken van jonge vogels voor tentoonstellingen. Zij moeten aan bepaalde, duidelijk omschreven normen voldoen.
Ook komt er niet uit elk kanarie-eitje een goede zanger.
Broedkleed
Bij veel vogelsoorten zijn mannetje en vrouwtje duidelijk van elkaar te onderscheiden door hun verenkleed. in sommige gevallen is dat alleen maar in het broedseizoen te zien. De Dominikanerwida is hiervan een mooi voorbeeld. Buiten de broedtijd is het mannetje (a) bruin en geelbruin, net als het vrouwtje (c). Gedurende de broedtijd (b) is hij zwart met wit en bezit een mooie, lange staart. Tussen de broedtijden draagt het mannetje het ’eclips kleed’.
Verzorging van broedende vogels.
De gedragspatronen en de behoeften van verschillende soorten lopen nogal uiteen.
Enkele soorten broeden gemakkelijk in kolonies, maar de meeste broeden alleen met succes als elk paartje in een volière wordt ondergebracht.
Dan zijn er verder nog enkele vogelsoorten die men ’broedparasieten' noemt. Ze leggen hun eieren in nesten van andere vogels.
Om de vogels in broedconditie te brengen geeft men de meeste vogels extra voeding in de vorm van hardgekookt eidooier, oliehoudende zaden en volop levende insekten. Gedurende het broeden en ook nadat de eitjes zijn gelegd, laat men de dieren zoveel mogelijk met rust.
Soms kan het vrouwtje het ei niet kwijt en komt in ’legnood’.
Dat komt vaak voor bij koude weersomstandigheden.
De vogel ligt hulpeloos en bij onderzoek blijkt de buik gezwollen. Een warmtebehandeling wordt dan toegepast.
Het ringen.
Alle vogels die in de kooi of volière worden geboren worden geringd. Op de ring staat de datum waarop de vogel uit het ei kwam. Die ringen kunnen in een dierenshop worden gekocht. Bij jonge vogels gebruikt men metalen ringetjes. Plastic ringen kunnen worden geopend en worden gebruikt voor vogels van alle leeftijden.
Broedkooien.
De meeste vogels moeten een broedkooi hebben om In gevangenschap te broeden. Die kooi hangt af van de grootte van de vogel en van het type nest dat oorspronkelijk in het wild gebouwd wordt. Hieronder volgen wat voorbeelden:
1 Mandje geschikt voor kleine zaadeters en tangara's.
2 Houten nestkastje voor vinken. Het is een kubus van 6 cm met een opening aan de voorkant en een zitstok.
3 Houten nestblok voor parkieten. De bodem is voorzien van een uitholling voor de eieren.
4 Kanarie-broedkooi met voor man en pop elk een compartiment. De scheiding tussen de compartimenten bestaat uit hout en tralie. De houten scheiding wordt het eerst verwijderd. Verdragen de partners elkaar, dan gaat ook de traliewand eruit. Een aarden nestschaal en nestmateriaal zijn dan nog nodig.