Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Vogels

betekenis & definitie

Aves.

Naamwoord: gevogelte, gepluimte, gevleugelte, pluimgedierte, pluimvee, een vlucht vogels, vogelstand, watergevogelte, waterwild.

vogel, mannetjesvogel, tersel, wijfjesvogel, pop, moedervogel, nesteling, takkeling, vogelijn.

bolaars, kropvogel, topper, langsnavel, langstaart, geelbek, geeltje, dagvogel, nachtvogel, nachtroofvogel, moerasvogel, poelvogel, weidevogel, strandvogel, watervogel, zeevogel, herfstzanger, wildzang, Standvogel, wintervogel, wintergast, zomervogel, zomergast, trekvogel, zwerfvogel, nestvogel, nestblijver, nesthokker, nestzitter, nestvlieder, huisvogel, kamervogel, kooivogel, volièrevogel, siervogel.

Spreekwoord: bij de eerste mei hebben de vogels een nest of een ei.

1 roofvogels, raptatores:

Gieren: aasgier, aaskraai, aasvogel, baardgier, condor, gier, giervogel, lammergier, vale gier.

Uilen: boomuil, bosuil, daguil, hoornuil, katuil, kerkuil, oehoe, ransuil, sneeuwuil, steenuil, torenuil, uil, velduil.

Valken: adelaar, arend, arendbuizerd, bastaardarend, bijenarend, blauwvoet, boomvalk, buizerd, edelvalk, geelkop, geervalk, giervalk, gierzeearend, goudarend, havik, kiekendief, klamper (Zn.), klampvogel (Zn.), koningsarend, muizenbuizerd, roodvalk, secretarisvogel, slangenarend, slangenvreter, slechtvalk, sperwer, steenarend, steenvalk, torenvalk, valk, visarend, visvalk, wespendief, zeeadelaar, zeearend.

2 klimvogels, scansores: ara, aardparkiet, baardvogel, boomklever, coco (Zn.), (koko), draaihals, gezelschapsvogel, grasparkiet, grauwspecht, groene specht, grote bonte specht, hapvogel, hop, ijsvogel, inseparabilis, jako, kaketoe, koekoek, kraagkop, kuifkoekoek, lachvogel, mierenjager, papegaai, aardpapegaai, adelaarspapegaai, edelpapegaai, parkiet, pepervogel, pepervreter, specht.
3 zangvogels, oscines: zanger, zangvogel.

Echte zangers: basterdnachtegaal,blauwborstje, blauwkeeltje, boomkruipertje, boszanger, doornkruiper, fitis, geelborstje, geelbuikje, goudhaantje, grasmus, (braamsluiper), heggemusje, hennepvink, honigyogel, honigzuiger, hoornsnavel, kardinaal, kardinaalvogel, karekiet, kneu, kwikstaart, (akkermannetje), herstaart, liervogel, nachtegaal, netlijster, rietzanger, roodborstje, roodborsttapuit, roodstaart, spotvogel, tapuit, (heidehutter), tjiftjaf, tuinfluiter, tuinkoninkje, winterkoninkje, (tuinsluipertje), winterzanger.

Gorzen: cirlgors, dwerggors, geelgors, grauwe gors, grauwstaart, ijsgors, ortolaan, rietgors, rietmus, rietvink, sneeuwgors, sneeuwputter, sneeuwvink, sneeuw vogel.

Klauwieren: doorndraaier, grauwkeeltje, klapekster, klauwier, schatekster, vliegenvanger.

Leeuweriken: akkerleeuwerik, bergleeuwerik, boomleeuwerik, boompieper. grasleeuwerik, graspieper, korenleeuwerik, kuifleeuwerik, leeuwerik, pieper, topleeuwerik, veldleeuwerik, weidepieper.

Lijsters: appellijster, beflijster, berglijster, bergmerel, gieteling, koperwiek, kraaglijster, kraagmerel, kramsvogel, lijster, merel, schatlijster, spotlijster, zanglijster.

Mezen: baardmannetje, baardmees, blauwmees, boommees, koolmees, kuifmees, mees, pimpel, pimpelmees, spiegelmees, staartmees, struismees.

Raven: aasraaf, bergkauw, bergkraai, ekster, (aakster), gezelschapskraai, haagekster, houtekster, ka, kalle (Zn.), kauw, kerkkauw, kerkkraai, kraai, bonte kraai, mantelkraai, meerkol, notenkraker, raaf, roek, roetaard, torenkraai, Vlaamse gaai, winterkraai.

Spreeuwen: beo, goudmerel, goudvogel, koningsvogel, paradijsvogel, pestvogel, spreeuw, wielewaal, zijdestaart, zonnevogel.

Vinken: appelvink, barmsijsje, bergmus, bergyink, boekvink, boerennachtegaal, bosvink, botvink, diamantvink, distelvink, edelvink, geelvink, goudborstje, goudvink, grasvink, grauwvink, groending, groenvink, haagmus, haakbek, haakvink, huismus, kanarie, keep, kruisbek, kruiskanarie, mus, platbek, rijstvogel, ringmus, rotsmus, sijsje, slagvink, steenmus, straatmus, vink, vlasvink.

Zwaluwen: aardzwaluw, boerenzwaluw, buitenzwaluw, dagzwaluw, dijkzwaluw, huiszwaluw, kerkzwaluw, muurzwaluw, oeverzwaluw, spierzwaluw, stadzwaluw, steenzwaluw, strandzwaluw, torenzwaluw, zandzwaluw, zwaluw.

4 schreeuwvogels, clamatores: adelaarssnavel, dagslaper, degenkolibrie, geitenmelker, gierzwaluw, hoomvogel, klipzwaluw, kolibrie, nachtzwaluw, neushoornvogel, neusvogel, salangaan, steenkrijter.

5 waadvogels, grallatores (steltlopers, gressores):

Kraanvogels: agami, kraan, kraanvogel, kroonkraan, kroonreiger, kroonvogel, trapgans, trompetvogel.

Ooievaars: aalreiger, harpoenreiger, ibis, kuifreiger, kwak, langbeen, lepelaar, lepelgans, lepelreiger, maraboe, nachtreiger, nijlreiger, ombervogel, ooievaar, prikkebeen, purperreiger, reiger, roerdomp, (butoor, domphoorn, pitoor).

Pluvieren: bontbekpluvier, doornsluiper, goudpluvier, griel, kleine pluvier, morinelpluvier, strandpluvier, zilverpluvier.

Rallen: fluitkipje, meerkoet, ral, waterhoentje, waterkieken (Zn.) waterral.

Snippen: goudkievit, griet, grutto, houtsnip, kanoetvogel, kemphaan, kievit, kluit, kluitvogel, knor, kuifkievit, oeverloper, poelsnip, regenwulp, scholekster, snip, strandloper, watersnip, wulp, zwarte ruiter.

6 zwemvogels, natatores:

Duikers: aalduiker, aarsvoeter, alk, dodaars, dodo, fuut, kuifduiker, pingoeïn (pinguïn), zeekoet.

Meeuwen: albatros, kapmeeuw, kleine meeuw, kobbe, kokmeeuw, mantelmeeuw, meeuw, stormmeeuw, stormvogel, (blauwvoet), visdief, zeemeeuw, zilvermeeuw.

Roeivoetigen: aalscholver, fregatvogel, jan-van-gent, pelikaan, schollevaar, waterraaf, zeegier, zeeraaf.

Zeefbekken: eend, eendvogel, goeie (Zn.), wijfjeseend, mannetjeseend, waard, woerd, woord.

belder, bergeend, brandeend, brileend, duikeend, eidereend, fluiteend, huiseend, kamduiker, klappereend, kraageend, krakeend, kromsnavel, kroonduiker, krooneend, kuifeend, kwaakeend, lepeleend, raafeend, roeieend, roodkop, scheleend, slobbe, slobbereend, slobeend, smeent, smient, snatereend, spekeend, spiegeleend, taling, toppereend, veldduiker, vosseneend, weeuwtje, wilde eend, wintereend, wintertaling, witkop, witkopeend, zaagbek, zaageend, zeeëend.

gans: mannetjesgans, gander, ganzerik, ganzekieken, gent.

akkergans, brandgans, broeigans, donsgans, eidergans, kolgans, kropgans, rietgans, rotgans, sneeuwgans, stoppelgans, trap, vetgans, vosgans, vriesgans, zaadgans, zeegans, zwartkop.

zwaan : deen, flamingo, knobbelzwaan, zwarte zwaan.

7 krabvogels, rasores:

Boshoenders: auerhaan, auerhoen, berghaan, korhaan, korhen, korhoen, moerhoen.

Fazanten: fazant, fazantenhen, fazantenhoen, hoen, woerhen; fazantenhaan, woerhaan.

bergfazant, bosfazant, goudfazant, kuiffazant, pauwfazant, ringfazant, zilverfazant.

hoen, mesthoen, steppenhoen; haan, huishaan, kapoen, kriel, krielhaan, lieveheershaantje.

hen: bolhenne, broedhen, broeihen, geelpelde kip, goudpelde kip, kip, kipsel, kloek, klok, klokhen, krielhen, leghen, legkip, pel, zilverpel.

kieken, kuiken, graankieken, nestkuiken, piepkuiken.

bancahoen, huishoen, kalkoen, parelhoen, (poelepetaat), pauw, pauwin, rashoen.

Veldhoenders: hazelhoen, kwakkel, kwartel, patrijs, patrijshaan, raaphoen, raphoen, sneeuwhoen, veldhoen, withoen.

8 duiven, columbae: duif, duivin (Zn.), hoorn, doffer, duiver; een koppel duiven.

boomduif (Zn.), bosduif, draaier, edelduif, goudvink, grondduif, helmduif, hokduif, hoogvlieger, houtduif, huisduif, ijsduif, kappertje, kapucijn, koolduif, kroonduif, kroonvogel, kropdoffer, kropduif, kropper, lachduif, non, patrijsduif, pauwstaart, pavedette, raadsheer, reisduif, ringduif, ringelduif, rotsduif, sierduif, smient, stadsduif, steenduif, torenduif, tortel, tortelduif, trekduif, tuimelaar, valkenet, veldduif, waaierduif, woudduif.

9 loopvogels, cursores : archeopterix, emoe, hesperomis, kazuaris, kiwi-kiwi, nandoe, nieuw-Hollandse struis, pampastruis, struis.

< >