Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Vinden

betekenis & definitie

Werkwoord: vinden, iets op het spoor komen, achter de waarheid komen, achter iets komen, iets achterhalen, erg in iets hebben (krijgen), iets uitvissen, opdiepen, opvissen, opduikelen, opduiken, een bezwaar oplossen, ontraadselen, een raadsel oplossen, een kwestie afwikkelen, een kluwen garen afwinden, er wel wat weten op te vinden, de sleutel gevonden hebben, iets ontdekken, de gehele hutsepot ontdekken, doorgronden, bevinden, aantreffen, intercepteren, resolveren, aaneenstoten (Zn.), reconstrueren (rekon...), hervinden, uitvinden, vinden, uitdenken, bedenken, verzinnen, verdichten, dat is niet in uw tuin gegroeid, dat komt niet uit zijn koker, die pijl is uit uw koker niet gekomen, dat is op uw erf niet gewassen (Zn.), dat is van zijn kar niet gedropen, eureka, het verloren schaap is terecht.

Naamwoord: ontdekking, vinding, vond, bevinding, detectie, trouvaille, uitvinding, uitvindsel, inventie, landontdekking, vinder, uitvinder.

Adjectief: eigenverzonnen, zelfverzonnen, nog zo kwaad niet gevonden, niet kwaad bedacht, vindbaar.

Bijwoord: naar bevind van zaken, cognitief.

Spreekwoord: wat het huis verliest, brengt het huis ook weerom.

< >