Adjectief: veilig, faalveilig, richtig, zeker, luw, behouden, welbewaard, welbewaakt, inbraakvrij, kogelvast, kogelvrij, scheutvrij, schootvrij, foolproof, verzekerd tegen, gedekt, geborgen, geassureerd, geprotegeerd, safe, ongevaarlijk, onbedenkelijk, beschutbaar.
Werkwoord: zich schuil houden, zich gedekt houden, schuilen, zich verschuilen onder iemands vleugels, zich verkruipen, opperen, een gevaar ontschuilen, zich ergens niet aan wagen, zich ergens liever niet aan branden, ergens angstvallig voor waken, zich beschutten tegen, zich wapenen, zich op de ruimte houden, buiten schot blijven, uit de kink blijven, voor de hagel duiken, de bui afwachten, vóór de bui (de regen) thuis zijn, maken dat men uit de rook komt, zijn heiligen in ’t droge houden (Zn.), de kat niet aandurven, zijn gat wel zullen bergen, de veiligste weg nemen (kiezen), ergens voor gespaard blijven, in veiligheid zijn, geborgen zijn, uit de kwade zijn (Zn.), boven water en wind zijn, de hand boven water hebben (krijgen), ergens zitten hoog en droog, onder de pannen zijn, in behouden haven zijn, zich wachten voor, zich hoeden voor, zich voor iem. (iets) mijden, zich in acht nemen voor, de (een) luis (vlo) in ’t oor hebben, zich verschansen, zeker gaan, zeker spelen (Zn.), oortje zeker spelen, de bocht achter (onder) de arm houden, zich aan een strootje (strohalm) vasthouden, zich aan het vlotgras vasthouden, steunen op een rietstok, er goed van afkomen, door de mazen kruipen.
dat kan geen erg (Zn.), ’t is geen erg (Zn.), daar ga je niet van dood, de kust is veilig, er is geen wolkje aan de lucht, de koude is uit de lucht, het luwt wat, de roede is van het gat (Zn.), we zijn met onze koe van ’t ijs, geen baar komt hem te hoog, de Heer is mijn schild.
Naamwoord: veiligheid, zekerheid, securiteit (sek...), securitas, schuiling, beschut, asielrecht (asyl...).
bewaarplaats, bewaarkluis, brandkluis, beurskluis, bewaarloket, brandkast, brandkist, safe, safedeposit, safeloket, beveiligingskegel, schuilplaats, schuilkelder, vluchtkelder, vluchtoord, abri, gassluis, opper, opperd, luwte, wijkplaats, ontwijk, bergplaats, verbergplaats, stek, vluchtplaats, vluchtoord, toevlucht, toevluchtsoord, refugium, hoek, schuilhoek, sluiphoek, schuilhut, sluiphol, slop, smuig, smuik, vrijplaats, vrijstad, wijkstad, burcht, haven, retraite, retirade, asiel (asyl), fylacterion, beveiligingscirkel.
Bijwoord: in zekerheid, buiten gevaar, in salve, veiligheidshalve, zekerheidshalve, onder beschutting van.
Causatief: beveiligen, veiligen, beschermen tegen, bewaken, waken, iem. onder zijn hoede nemen, behoeden, hoeden, beschutten, schutten, afschutten, vrijhouden, vrijwaren, verdedigen, bewaren, sparen, bergen, iem. onder zijn vleugels nemen, patroneren, patrocineren, een patronaat uitoefenen, het patronaat aannemen over, preserveren, secureren, redden, de vlag dekt de lading.
verzekeren, zekeren, een levensverzekering afsluiten, een borgstelling aangaan, voor iem. borg staan, secureren, assureren, verassureren, herverzekeren, reassureren, waarborgen, verborgen (Zn.), borgen, iets in (te) pand geven (stellen, zetten), iets verpanden, iets in (te) pand nemen (hebben, houden), een verzekering aannemen, iets dekken, cautioneren, caveren, garanderen, zich aansprakelijk stellen voor, aansprakelijk zijn voor, instaan voor, goed spreken voor, reponderen, responderen.
waakzaam, waaks, wakker, wachts, tutelair, actuarieel (akt...), aansprakelijk.
inbewaringgeving, inbewaringneming, inbewaringhouding, bewaring, vrijwaring, berging, beveiliging, veiligheidsdienst, bescherming, scherm, begunstiging, berusting, beschutting, schutting, hoede, kinderbescherming, overwegbeveiliging, schaduw, waak, nachtwaak, nachtwacht, ratelwacht, nachtveiligheidsdienst, vigilie, preservatie, sauve-garde, patrocinatie, patronaat, curatele (ku...), berggeld, bergloon, smartgeld, bibbergeld (Zn.).
bewaarmiddel, behoedmiddel, voorbehoedmiddel, voorbehoedsel, zekerheidsmaatregel, preservatief, beveiligingsapparaat, beveiligingsinstallatie, beschutsel, beschutting, schutsel, schuts, etui, handleder, muisleer, armbeschermer, veiligheidsgordel, voetangel, voetijzer, schild, toeverlaat, hulp, steun, heil, heul, rots, plechtanker, schutswapen, palladium, beschermbeeld, afschermkapje, afschermdoos.
verzekering, assurantie, bijverzekering, tegenverzekering, arbeidsverzekering, werkliedenverzekering, aansprakelijkheidsverzekering, brandbeveiliging, brandverzekering, brandassurantie, brandwaarborg, glasverzekering, hagelverzekering, kapitaalverzekering, levensverzekering, lijfrenteverzekering, ongevallenverzekering, ouderdomsverzekering, werklozenverzekering, autoverzekering, molestverzekering, bedrijfsverzekering, bedrijfszekerheid, varioverzekering, all-riskverzekering, dwangverzekering, dekkingsverzekering, onderverzekering, oververzekering, tontine.
verzekeringsmaatschappij, assurantiemaatschappij, assurantie, brandverzekeringsmaatschappij, brandwaarborgmaatschappij, brandassurantiemaatschappij, levensverzekeringsmaatschappij, ziekteverzekeringsmaatschappij, waarborgmaatschappij, bergingsmaatschappij, safemaatschappij, safe-inrichting, verzekeringsbank, verzekeringskantoor, assurantiekantoor, actuariële wetenschap, verzekeringspremie, assurantiepremie, verzekeringswaarde, assurantiepenningen, afsluitpremie, verzekeringscontract (..kontrakt), polis, assurantiepolis, brandpolis, all-riskpolis, aanhangsel, gevarenklasse, premier risque, verzekeringsfonds, brandkas, afmaking, afmakingscourtage, afmakingsprovisie.
borgstelling, zekerheidstelling, borgspreking, borgtocht, pandbeslag, obligo, impegno, waarborg, borg, pand, onderpand, tegenpand, vuistpand, toepand, fidejussio, zekerheid, vadimonium, securiteit (seku...), cautie, garantie, bankgarantie, garant, warrant, cavent, waarborggeld, borgsom, statiegeld, borgbriefje, délaissement, staangeld, stageld.
waakzaamheid, waaksheid, wachtsheid.
beschermer, begunstiger, beschermheilige, patroon, patrones, curator, curandus, hoeder, albehoeder, schutter, schutsheer, beschutsheer, beschutsvrouw, bewaker, waker, wachter, plichtnoodwachter, zaalwachter, nachtwachter, nachtwacht, klepper, klepperman, ratelman, hannekenuit (Zn.), torenwachter, torenblazer, torenwacht, lichtwachter, schildwacht 806, beschermeling, stadskind.
verzekeraar, assuradeur, actuaris (aktuaris), verzekerde, verzekeringsnemer, borgsteller, borg, achterborg, medeborg, noodborg, cavent, gijzelaar.
Spreekwoord: zeker spelen is best; men moet de plaatsen mijden, waar de slagen vallen; de papegaai lost nooit zijn voet of hij maakt zijn bek vast; honden springen over een lage heg, want over hoge heggen wagen zij zich niet; voorzichtige jagers schieten, als zij thuiskomen, hun geweren af; om niet in het vuur te vallen, moet men zelfs de rook vrezen; die zich uit de rook houdt, zal zich niet branden; uit vrees voor de rook springen de zotten in ’t vuur; verre van het vuur brandt de schenen niet; wie bang voor ’t verdrinken is, moet uit ’t water blijven; wie water deert, water keert; die op een kleine vijver zwemt, zal op geen grote verdrinken; die op het ijs niet vallen wil, blijve op het land wandelen; bij de wal langs zeilt men zekerst; die bang is van zich te kwetsen, mag in doornen niet lopen; die barrevoets gaat, moet geen doornen zaaien; die de bramen vreest, moet uit het bos blijven; wie boter op zijn hoofd heeft, ga niet in de zon; die een hoofd van boter heeft, moet geen bakker worden (moet bij geen oven komen); die van het dak niet kaatsen kan, blijve uit de baan; die met vossen te doen heeft, moet op zijn hoenderhok letten; die niet verliezen wil, mag niet spelen; die angst heeft van de bladeren, die jage niet in ’t bos; die niet wit wil worden, moet uit de molen blijven; wie mussen vreest, zaaie geen koren; men moet de hond aan de band leggen, eer men hem tergt; als het regent is het goed een mantel te dragen; die niet wil bestolen worden, moet zijn huis sluiten; als ’t huis gemaakt is zo ’t behoort, geraakt de bare voor de poort; een ledige beurs is het veiligste paspoort; die geen aanstoot wil lijden, moet uit de woeling blijven; in de haven ligt het schip veilig; een dapper soldaat gaat op zijn tijd lopen; smidskinderen zijn vonken gewoon.
gewis gaat voor ongewis; geen ding gewisser dan dat men in de hand heeft; ik zie liever een heilige die seffens mirakelen doet; één keer goed doen is beter dan tweemaal wat beloven; beter een die met mij gaat dan twee die mij volgen; ’t is beter goed te hebben dan goed te verwachten; beter één vogel in de hand dan tien in de lucht; beter een mus in de hand dan een kraai op het dak; ’t is beter een pluimken in de hand dan een vogelken dat vliegt; beter één turf in de keuken dan duizend op het veenland; ’t is beter één stuiver in de hand dan twee te verwachten; beter een duit in de hand dan een blanke in de kant; beter arm te land dan rijk op zee; heden een ei is beter dan morgen een hen; als ik mijn zin mag doen, ’k heb liever nu het ei dan morgen vroeg het hoen; beter met een oude wagen op de hei, dan met een nieuw schip op zee; beter met ’n oude wagen op de aarde, dan met een sterk schip op zee; beter met de uil gegeten dan met de valk gevlogen; beter is teruggegaan dan een kwade sprong gedaan; beter aarzelen, dan kwalijk springen; ’t lopen is voor de zotten niet gemaakt; beter blode Jan dan dode Jan; ’t is beter ééns in de hemel dan zeven keren aan de deur.
die God bewaart is wel bewaard; als God bevrijdt van plaat of klip, een strowis dient ons tot een schip; er is een God voor de dronkaards en de kleine kinderen; voor mijn vrienden hoede mij God, voor mijn vijanden zal ik mij zelf wel hoeden; goe geburen, sterke muren; een man met een baard, daar is een vrouw bij bewaard; als de schuit is over ’t meer, denkt men aan de sant niet meer; der wolven dood is de welvaart van de schapen; een kwaad wijf is een goede doornhaag (Zn.)-, tijds genoeg te schuilen als het onweer komt; kakelaars zijn geen vechters; blaffende honden bijten niet; dode honden bijten niet; wat dood is, bijt niet meer; gapen en bijt niet, dreigen en smijt niet; niet iedere waterspuwende walvis is een duikboot.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Veiligheid
betekenis & definitie