Werkwoord: fokken, vee aanhouden, schutten, een koe moeten afsteken (Zn.), vee uitdrijven, heendrijven, aandrijven, voortdrijven, weiden, beweiden, etten, vetweiden, begrazen, scharen, bescharen, inscharen, verweiden, vergrazen, vee verscharen, hoeden, een koe door de hals melken, iemands vee wegdrijven, vee staken, kniebanden, kniepoten, stallen, opstallen.
Adjectief: bovien.
Naamwoord: veeteelt, veehouderij, veefokkerij, fokkerij, fok, aanfok, weiderij, vetweiderij, schapenteelt, schapenfokkerij, herdersleven, veehandel, veepacht, veemarkt, beestenmarkt, veetentoonstelling, rundveestamboek, stamboekvee, geitenteelt, geitenkeuring, geitenbond.
weiderecht, recht van klauwengang en stoppelweide, grasetting, weidegeld, driftrecht, priseertang.
veestapel, logeervee, beslag, veebeslag, boerenbeslag, een gezond boerenbeslag,■ aanfok, beestiaal, kudde, drift, ossendrift, schaar, juk, mestdier.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Veeteelt
betekenis & definitie