Werkwoord: aantrekken, naar zich toetrekken, terugtrekken, aanhalen, bijhalen, inhalen, intrekken, aanschikken, aanschuiven, inpalmen, aanlichten, aanrukken, zuigen, aanzuigen, aanrollen, aanwentelen, aanwerpen, toewerpen, voorwerpen, tegenwerpen, toeschieten, toegooien, toesmijten, toekaatsen, toeslaan.
bijeenbrengen, bijeendoen,bijeendragen, bijeennemen, bijeenschikken, bijeenschuiven, bijeenhopen, bijeenvoegen, doubleren met, bijeenzoeken, bijeenzamelen, bijeenleggen, bijeenstellen, bijeenzetten, bijeenplaatsen, bijeendrijven, bijeengaren, bijeenhalen, bijeenhangen, bijeenrapen, bijeenpakken, bijeenjagen, bijeendringen, bijeenrollen, bijeensteken, bijeensprokkelen, bijeenvegen, bijeengieten, bijeenwerpen, bijeengooien, bijeensmijten, bijeenscharrelen, bijeenschrafelen, bijeenhouden... enz.
bijzetten, bijleggen,' bijstellen, bijhangen, bijschuiven, bijtrekken, bijlappen, bijslepen, bijschrapen, bijstoten, bijwerpen, bijsmijten, bijstorten... enz.
samendoen, samenleggen, samenstellen, samendragen, samenparen, samengaren, samendrukken, samendringen, samenduwen, samenbuigen, samentrekken, samensmelten, samenhopen, samenrollen, samenwinden, samenslaan, samenscharrelen, samenschrapen, samenwrijven, samenwringen... enz.
opeenplaatsen, opeenpakken, opeenschuiven, opeentassen, opeenstapelen... enz., ophopen, vlijen, aanstouwen.
verzamelen, verzamen,opzamelen,zamelen, inzamelen, ophalen, vergaderen, vergaren, gaderen, garen, omhalen (Zn.), lezen, een verzameling aanleggen, groeperen, groepen, hergroeperen, rapen, samenrapen, scharrelen, schrapen, opschommelen, bundelen, busselen, bossen, opbossen, trossen, pakken, samenpakken, tassen, optassen, opbergen, opeendrijven, opeenwerpen, opeengooien, hopen, opeenhopen, stapelen, opstapelen, mijten, schelven (Zn.), compileren (kom...), accumuleren (akku...), cumuleren (ku...), verenigen, verenen, herenigen, gelijkschakelen, uniëren, verbinden met, huwen aan, vervoegen, voegen aan (bij), voorvoegen, aanvoegen, samenvoegen, strengelen, aanlassen, schakelen, liëren, copuleren (ko...), contraheren, combineren (kom...), concentreren (kon...), herenen, reuniëren, adsorberen.
overbruggen, overkoepelen.
Adjectief: onscheidbaar, onafscheidbaar, onafscheidelijk, onontbindbaar, onontwarbaar, inseparabel, opeenhopend, accumulatief (akk...).
Naamwoord: aantrekking, attractie (attraktie), aanhaling, bijhaling, inpalming, aanrolling, aanwenteling, aanwerping, toewerping, voorwerping, tegenwerping, toekaatsing, juxtapositie.
bijeenbrenging, bijzetting, vlijing, aanstouwing, samenstelling, samenvoeging, groepage, samenspanning, verzameling, zameling, inzameling, omhaling (Zn.), vergaring, raping, opbossing, compilatie (kom...), eenmaking, vereniging, reunie, verbinding, gaffelverbinding, vervoeging, bijvoeging, aanvoeging, toevoeging, voorvoeging, aanlassing, schakeling, gelijkschakeling, textuur, junctuur (junktuur), junctie (junktie), conjunctie (konjunktie), cumulatie (ku...), accumulatie (akk...), copulatie (ko...), associatie, unificatie, (..katie), concentratie (kon...), centralisatie (..zatie), adsorptie, adsorptieproces, adsorptievermogen.
onscheidbaarheid, onafscheidbaarheid. verzamelaar, -ster, zamelaar, -ster, vergaarder, -ster, compilator (kom...), scharrelaar, busselbinder (Zn.), houtmijter. compositum, additief.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Samenbrengen
betekenis & definitie