Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Onlogisch redeneren

betekenis & definitie

Werkwoord: onlogisch denken, - redeneren, in het wild redeneren, onzin uitkramen, in de wind schermen, in- en uitpraten, praten naar men verstand heeft, redeneren als een kip zonder kop, doorslaan als een blinde vink, hollen als een blind paard, prejugeren, prejudiceren, iets door een gekleurde bril zien, paralogiseren (..zeren), zich met zijn eigen woorden slaan, in een kring (cirkel) ronddraaien, ijdele klap slaan (Zn.), malle praat uitslaan, in en uit klappen (Zn.), klappen gelijk een gebroken spa (Zn.), het malle paard berijden, rijp en groen zeggen, er een handvol schotspijkers onder smijten, dwaasheden uithalen (verkopen), kool verkopen, praatjes verkopen, in ’t honderd praten, door linnen en wol heen praten, uit zijn botten slaan (Zn.), in de ruiten slaan (Zn.), klappen als een papegaai, praten als een beo, schermen als een kievit, redeneren als een zwaluw op een bonestaak, praten als een metworst die het vet ontlopen is, mannetjes maken, babbelgoetjes maken, klappen gelijk een gescheurde kloef (Zn.), spreken of men geen vel over zijn buik heeft (Zn.), doorkletsen, beuzelen, bazelen, fabelen, fratsen, dazen, in den blinde (in het wilde,

in de lucht) schermen, kletsen, klooien, revelen, rammelen, razelen (Zn.), raaskallen, raaspap gegeten hebben, doordraven, zich met een Jantje van Leiden er van afmaken, divageren, radoteren, cancaneren, zijn katje zadelen, hoor je hem, je bent een mooie, ben je belazerd, hoe haal je het in je hersens (hoofd), waar zitten je hersens, hij moest in de lange rokken lopen.

aaneenhangen (aan elkaar hangen), als droog zand (als gekapt stro), aaneenhangen gelijk zavel, het zijn al hagelbollekens en gekapt stro, het gaat de korst af, kant noch wal raken, slot noch zin hebben, dat is dwaasheid gekroond, geen steek houden, geen grond houden, niet opgaan, geen hout snijden, hinken, sluiten als een haspel in een zak, niet kloppen, geen fundament hebben, het scheelt zoveel als tweemaal de helft, hoe is dat te rijmen, het is zonder rijm of reden, dat sluit als zes vingers in een handschoen, dat is kippetjespraat: de haantjes lachen er om.

Adjectief: onlogisch, onsamenhangend, dwaas, onverstandig, onredelijk, onbillijk, onwijs, kinderachtig, verdwaasd, ongerijmd, zwammerig, onnozel, gek, mal, nar, te gek om van (over) te spreken, te gek (bezopen, dol, dwaas) om alleen (los) te lopen, te dol om op een hek te zitten, zinneloos, onzinnig, uitzinnig, bezopen, idioot, idiotig, doldwaas, absurd, inept, irraisonnabel, irrationeel, nonsensicaal (..kaal), kolderachtig, zich zelve ongelijk, inconsequent (inkonsekwent), divergent, tegenstrijdig, contradictoir, sofistisch, bevooroordeeld, partijdig, eenzijdig, vooringenomen, gepreoccupeerd (..okku...), preventief, beuzelziek.

Naamwoord: ongerijmdheid, dwaasheid, verdwaasdheid, onverstand, onzin, bare (baarlijke) onzin, kolder, klinkklare (piramidale) onzin, een redenering van lik mijn vestje, een redenering van Jan Kalebas, uitzinnigheid, gekheid, geksteken, gekkenwerk, gekkemanswerk, stomheid, stommiteit, dommigheid, zinneloosheid, kei, lullificatie (..katie), ijdele klanken, klinkklank, bla-bla, nieuws uit de barbierswinkel, klets, kletskoek, kletspraatje, geklets (gezwam) in de ruimte, kletserij, kletsika, gepraat, praatje voor de vaak, klap voor de vaak, gezegsel, gesnor, dorpspraatje, in- en uitpraterij, soospraatje, lullepraat, dollepraat, zottenpraat, zottenklap, dollemanspraat, sornette, dollemanswerk, narrenwerk, gekkigheid, dolligheid, dollemansstreek, gekkentaai, gekkenpraat, gedaas, woordenkraam, woordenpraal, wartaal, geraaskal, gerevel, groene klap (Zn.), kindertaal, kinderpraat, kindergesnap, kinderklap, kindermanieren, kinderstreek, oudewijvenpraat, een jantje-van-Leiden, paret (Zn.), beuzeltaal, beuzelpraat, beuzel, beuzelkraam, beuzelarij, ijle vertellen (Zn.), mallepraat, malligheid, mal, prietpraat (Zn.), leuterpraat, keukenpraat, buurpraatje, borrelpraat, schuitepraatje, aapjes, apekool, kool, aperij, apekuur, rimram, franje, smoes, larie, lariefarie, larieflang, lappendeken, paardespreuk (Zn.), lafheid, fabel, absurditeit, ineptie, naïveteiten, molentjes, cul-de-sac, crème fouettée, niaiserie, divagatie, bêtise, sottise, enormiteit, galimatias, cancan, nonsens, faribolen, tegenstrijdigheid, ongelijkheid aan zich zelven, inconsequentie (inkonsekwentie), verbalisme, inconsistentie, discordantie, contradictie (kontradiktie), contradictio in terminis, paralogie, antilogie, drogreden, schijnreden, dwaalrede, strikrede, valse sluitrede, sofisme, sofisterij, paralogisme, circulus vitiosus, vicieuse cirkelgang, cirkelredenering, een vicieuze cirkel, draaikring, petitio principii, wanbesluit, bevooroordeeldheid, partijdigheid, vooroordeel, vooringenomenheid, preventie, préjugé, préjudice.

drogredenaar, dwaalredenaar, schijnredenaar, sofist, revelaar, hazelaar, dwaashoofd, zwamneus, fratsenmaker, een zotte muts (Zn.), zottebol.

Spreekwoord: ’t zijn de jonge domme jaren die de ouderdom bezwaren; gekken en dwazen schrijven hun naam op hekken (deuren) en glazen; dwazen en gekken schrijven op deuren en hekken; gekken en kwasten schrijven hun namen op tafels en kasten; de namen van zotten staan geschreven op pannen en potten; de dwaasheid heeft arendsvleugelen, maar uilsogen; antwoord een zot op zijn dwaasheid niet; tot malle praatjes horen een paar gestopte oren; dwazen willen eerst oordelen; grote narren hebben grote bellen; oud mal gaat boven al.

< >