Adjectief: halfhartig, weerzinnig, afwijzend, afkerig 895.
Werkwoord: ergens geen zin in hebben, het niet in zijn muts hebben iets te doen, geen muts op iets hebben, ergens geen plezier in hebben, ergens niet bruin op zijn, het hoofd staat er nu niet naar, ’t is mij niet aangenaam te, ergens tegen hangen als een varken dat geringd wordt, ergens zoveel zin in hebben als een dief in het hangen, iem. tegen de boeg zijn, met de (lange) hielen ergens heen gaan, iets tegen zijn hart doen, met lange handen werken, een kaars voor de duivel ontsteken.
Naamwoord: tegengoesting (Zn.), afkeer, tegenzin.
Bijwoord: kwaadschiks, ongaarne, ongraag, node, schoorvoetend, met loden voeten, met tegenzin, met tegendank (Zn.), mijns ondanks, tegen wil en dank, à contrecœur, meer dan u aangenaam is.
Spreekwoord: tot veertiendagens-brood te breken behoort een honger van drie weken.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Ongaarne
betekenis & definitie