Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Niet kennen

betekenis & definitie

Werkwoord: iets half weten, aan het uitwendige blijven hangen, aan de schors blijven hangen, geen onderscheid maken, geen stegen voor straten kennen, niet weten uit welke hoek de wind waait, niet weten waar het einde aan vast is, de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt, het orgel wel horen spelen maar de orgeltrapper niet zien.

niet kennen, van iets geen kennis hebben, niet op de hoogte zijn, geen weet hebben van, ergens geen notie van hebben, zich ergens geen denkbeeld van kunnen vormen, zich ergens geen rekenschap van geven, niet bekend zijn met, geen besef hebben van, geen blik hebben op, niet van de gerstenbroden gegeten hebben, in iemands kas niet gekeken hebben, iets niet kunnen ruiken, ignoreren, ik ben een boon als ik het weet, dat mag de koekoek (de duivel) weten, dat mag Joost weten, de hemel weet wat er gebeurd is, God weet het, weet ik veel, dat is nog een gesloten doosje (Zn.), dat is voor mij een gesloten boek, de dader ligt op het kerkhof, dikke (grote) woorden gebruiken.

iem. niet kennen, iem. niet kunnen thuisbrengen, iem. slechts van aanzien kennen, iem. van ver noch nabij kennen (Zn.), iem. van knieën noch van ellebogen kennen (Zn.), niet weten wat men aan iem. heeft, niet weten of men vis of graat aan iem. heeft, iem. uit het gezicht verliezen.

ergens niets van weten, van niets af weten, er niets van af weten, ergens geen titel of jota van weten, er geen woord van weten, geen flauw (geen het minste) idee (begrip) van iets hebben, haring noch kuit van iets hebben, ergens geen speld van weten, ergens geen flikker van weten, ergens geen bliksem van kennen, ergens de knoppen niet van kennen, er geen snars (bal) van weten, van kikken noch mikken weten, weg noch steeg kennen, in het duister zijn omtrent iets, in het duister tasten, ergens niet bij kunnen (komen), niet weten wat ergens te eten is, er geen kaas (pap) van gegeten hebben, dat heb ik nog nooit in mijn pap gevonden, dat heb ik nog nooit zo zout gegeten, van boe noch ba weten, van toeten noch van blazen weten, van hoeten noch toeten weten, niet weten of men verraden of verkocht is.

een onbenul zijn, op de AB-bank zitten, zo blind zijn als een mol, geen profeet zijn, een vreemdeling zijn in Jeruzalem, hij heeft een ton vol kennis maar de bodem is er uit, geen letter geleerd zijn, geen letter kennen zo groot als een huis (als een schuurpoort) (Zn.), nog in de luren liggen, ergens zoveel van weten als de kat van saffraan (van ’t wafelbakken), ergens zoveel van weten als ’t kalf van de hoogmis, er zoveel van weten als een koe van saffraan eten, verstand van iets hebben als een kraai van een zaterdag, Frans kennen als een koe Spaans, nog even wijs zijn, zo wijs zijn als een os die in de bijbel keek, niet wijzer zijn, wat kent gij van katten (Zn.), kan een kat ook appelbrij koken.

iemands begrip te boven gaan, buiten iemands gezichtskring (gezichteinder) liggen, niet diep zitten, er dunnetjes op zitten, iem. bijliggen (Zn.), zijn kennis is maar dun, zijn kennis is beneden peil, de fijne puntjes gaan er af, dat is zijn fort niet.

Adjectief: onkundig, onwetend, onbekend met, oningewijd, onbelezen, onmenskundig, ongestudeerd, ongeleerd, ongeletterd, onderontwikkeld, achtergebleven, achterlijk, bekrompen, besefleloos, huisbakken, zwak in, onbevoegd, onbevoegdelijk, ondeskundig, incompetent (inkom...), dilettanterig, amateuristisch, ignorant, geborneerd, beotisch, vreemd aan, onkenbaar, onkennelijk, ongeweten.

Naamwoord: oppervlakkige kennis, achterstand, dilettantisme, halfcultuur (..kuituur), onkunde, onwetendheid, agnosie, onverstand, onbekendheid, ongeleerdheid, ongeletterdheid, blikvernauwing, bekrompenheid, zwakheid, onbevoegdheid, ignorantie, incompetentie (inkom...), lekenmanier, terra incognita.

een schijngeleerde, een halfbakken geleerde, een miskend genie, dilettant, onbevoegde, leek, buitenstaander, meeprater, iem. zonder studie, een zwakke

broeder, ongeletterde, boekenheiden, halfanalfabeet, analfabeet, iem. waar niet veel bij zit, leeghoofd, onbekende, vreemdeling, duisterling, AB-kind.

Bijwoord: buiten iemands weten, buiten iemands kennis, zonder (buiten) iemands voorkennis, buiten iem. om, achter iem. om.

Spreekwoord: eens anders boeken zijn duister te lezen; wat men niet precies weet, weet men helemaal niet; die maar één klok hoort, hoort maar ene toon; die maar één klok hoort weet niet of ’t voor ’n dienst of voor ’n dode is; die het spel niet verstaat, moet de kaart niet schudden; die geen kan heeft moet de leer gebruiken; hetgeen het oog niet ziet, bekoort het hart niet; wat ik niet weet, maakt mij niet heet; niet en weet, niet en deert, niet en heeft, niet en smeert; in ’t land der blinden is éénoog koning; de schele is koning onder de blinden; hoe meer de maan van de zon afwijkt, hoe meer zij verlicht; onbekend is onbemind; onbezien, onberouwd.

< >