Naamwoord: reukorgaan, neus snavel, snuit, snoet, snufferd, een grote neus, een goede gevel (voorgevel), fijne neus, ingevallen -, dunne korte -, kromme -, lange -, platte -, purperen -, rechte -, rode -, scherpe -, spitse -, stompe -, aarbeienneus, adelaarsneus, arendsneus, boekelneus, brandewijnneus, dompneus, druipneus, haakneus, haviksneus, jevemeus, bitterneus, kamuisneus, karbonkelneus, klompneus, kokkerd, krotenneus, mopneus, papegaaieneus, patatneus, snotkoker, snotneus, spitsneus, stompneus, wipneus, zadelneus.
uitwendige neus, neusschelp, neuswortel, neusrug, neuslijn, zadel, neusspits, punt, tip, topje, neusvleugels, vleugels, neusgat, ademgat, linkerneusgat, rechterneusgat, schot, middenschot, neusmiddelschot, tussenschot, neustussenschot, neusbeenderen, neuskraakbeenderen, neusslijmvlies, snotvlies, slijmhuid, slijmklier, neushaar, trilhaar, baardborstel, baarddraad, inwendige neus, neuskeelholte, neusholte, reukvlies, reukzenuw, reukkolf, reukcellen.
een grootneus, langneus, haakneus, kromneus, scheefneus, spitsneus, stompneus, platneus, roodneus, wormenzoeker.
snuit van een dier, spitssnuit, snavel, sneb, slurf, slurp, slorp, tromp.
Adjectief: kortneuzig, langneuzig, grootneuzig, platneuzig, stompneuzig, dunsnavelig, fijnsnavelig, priemsnavelig, spleetsnavelig, diksnavelig.
Werkwoord: druipneuzen, een neus hebben gelijk een kaarsdomper (kloef) (Zn.), zijn neus
glimt als een vertinde hondekeutel in de maneschijn.
Spreekwoord: een goede gevel versiert het huis; een spitse neus, een spitse kin, daar zit sinjeur de duivel in.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Neus
betekenis & definitie