Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Neus

betekenis & definitie

Naamwoord: reukorgaan, neus snavel, snuit, snoet, snufferd, een grote neus, een goede gevel (voorgevel), fijne neus, ingevallen -, dunne korte -, kromme -, lange -, platte -, purperen -, rechte -, rode -, scherpe -, spitse -, stompe -, aarbeienneus, adelaarsneus, arendsneus, boekelneus, brandewijnneus, dompneus, druipneus, haakneus, haviksneus, jevemeus, bitterneus, kamuisneus, karbonkelneus, klompneus, kokkerd, krotenneus, mopneus, papegaaieneus, patatneus, snotkoker, snotneus, spitsneus, stompneus, wipneus, zadelneus.

uitwendige neus, neusschelp, neuswortel, neusrug, neuslijn, zadel, neusspits, punt, tip, topje, neusvleugels, vleugels, neusgat, ademgat, linkerneusgat, rechterneusgat, schot, middenschot, neusmiddelschot, tussenschot, neustussenschot, neusbeenderen, neuskraakbeenderen, neusslijmvlies, snotvlies, slijmhuid, slijmklier, neushaar, trilhaar, baardborstel, baarddraad, inwendige neus, neuskeelholte, neusholte, reukvlies, reukzenuw, reukkolf, reukcellen.

een grootneus, langneus, haakneus, kromneus, scheefneus, spitsneus, stompneus, platneus, roodneus, wormenzoeker.

snuit van een dier, spitssnuit, snavel, sneb, slurf, slurp, slorp, tromp.

Adjectief: kortneuzig, langneuzig, grootneuzig, platneuzig, stompneuzig, dunsnavelig, fijnsnavelig, priemsnavelig, spleetsnavelig, diksnavelig.

Werkwoord: druipneuzen, een neus hebben gelijk een kaarsdomper (kloef) (Zn.), zijn neus

glimt als een vertinde hondekeutel in de maneschijn.

Spreekwoord: een goede gevel versiert het huis; een spitse neus, een spitse kin, daar zit sinjeur de duivel in.

< >