Adjectief: licht, licht als een veer (pluim), vederlicht, pluimlicht, overlicht, pluimachtig, dun, fijn, losbaar.
Werkwoord: licht wegen, licht zijn, licht op ’t gewicht zijn, lichter worden.
Naamwoord: lichtheid, dunheid, fijnheid, pluimgewicht, vedergewicht, pluim, veder, veer, imponderabilia, gewichtsverlies.
Causatief: lichter maken, lichten, verlichten, afwegen, afpakken, afladen, ontladen, uitladen, de lading (de last) breken, lossen, aflossen (Zn.), ontlasten, dechargeren.
verlichting, aflading, aflossing, ontladingsplaats, losgerei, losbak. losser.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Licht
betekenis & definitie