Werkwoord: de dood nabij zijn, zijn pak maken (Zn.), op zijn laatste pantoffels lopen (Zn.), met de schup op de rug lopen (Zn.), zijn laatste pijproken, een wisse dood te gemoet gaan, dat zal zijn dood zijn, dat zal hem zijn (beste) kraag kosten, nummer één is er mee gemoeid, hij zal dat niet overleven, hij zal het niet navertellen, geen lang koordje zullen trekken, geen oude top scheren (Zn.), zijn draad is haast afgespon-
nen, hij zal geen lange draad meer spinnen, zijn dagen zijn geteld, zijn kaars brandt in de pijp (Zn.), op de rug gaan liggen, op de grens van het leven staan, met één voet (been) in het graf staan, zijn leven hangt aan een zijden draad, een kind des doods zijn, ten dode opgeschreven zijn, voor zijn laatste anker liggen, voor zijn plechtanker liggen, de dag van morgen niet meer zullen aanschouwen, zijn laatste uur is geslagen, hij zal het niet lang meer maken (trekken), rochelen, zieltogen, zielbraken (Zn.), agoniseren (..zeren), op sterven liggen, overdood liggen (Zn.), in zijn vonnis liggen, met de gewijde kaars liggen (Zn.), het loopt af met hem, met de dood worstelen, de reutel al in de keel hebben, zijn ogen breken, zijn baan (levensweg) is ten einde, zijn levensdraad is afgesponnen, zijn dagwerk is volbracht.
sterven, overlijden, afsterven, doodgaan, kapoeres gaan, bezwijken, bezwelten (Zn.), pijgeren (Zn.), iets besterven, de levensbaan afgegleden zijn, het leven afstaan (Zn.), het (leven) afleggen, zijn leven verpanden, zijn leven verbeuren, uit het leven scheiden, het leven laten, met het leven afgerekend hebben, uitleven, uitsterven, versterven, doodblijven, ontslapen (in de Heer,) de doodslaap ingaan, inslapen, insluimeren, ter ruste gaan, de eeuwige rust ingaan, voor goed naar kooi gaan, in ruste zijn, aan zijn einde komen, zijn einde vinden, uitademen, expireren, de laatste snik geven, de laatste adem uitblazen, de geest geven, de ogen sluiten, de schuld der natuur betalen, aan de natuur de tol betalen, de laatste tol aan de natuur betalen, verscheiden, vooroverlijden, vallen.
een natuurlijke dood sterven, aan een ziekte bezwijken (sterven), uit gebrek aan
adem sterven, zijn eigen dood sterven, het kort maken, zijn hoofd gerust nederleggen, zijn hoofd op de peluw neerleggen, een zachte dood hebben (sterven), een zacht sterfbed hebben, zalig sterven, van ouderdom sterven, zijn kaars is in de pit uitgebrand, uitgaan als een kaars, stil uitknijpen, er stil tussenuitknijpen, sterven in zijn schoenen, sterven in de berries, in het harnas sterven, (pardoes) doodvallen, verongelukken, om het leven komen, omkomen, op de slag dood zijn, van gebrek omkomen, sterven als een hond, kapotgaan, creperen, creveren (Zn.), versmachten, stikken, verstikken, versmoren, suffoqueren, (als ratten) verdrinken, doodvriezen, aan vergif sterven, vallen, in het stof (gras) bijten, sneven, sneuvelen, op het slagveld blijven, verbloeden, doodbloeden, om hals komen (geraken), ergens blijven, op de plaats blijven, op de plaats doodblijven, voor dood blijven liggen, met de dood bekopen, met de huid (zijn hals, zijn leven) betalen, zijn leven er bij inboeten (inschieten), er het hachje (zijn huid) bij inschieten, er zijn kaas bij inschieten, de hals (het leven), kosten, er om koud worden, een lijk worden (zijn).
de pijp aan Maarten geven (Zn.), zijn pijp uitgeklopt hebben (Zn.), zijn paraplu toedoen, zijn lepel wegsmijten (neergelegd hebben) (Zn.), het loodje gelegd hebben, de luiken gesloten hebben, het gat uitgaan (uittrekken), om een luchtje gaan (raken, zijn), om peper zijn, het hoekje omgaan, de bocht omgaan (om zijn), voor goed afmarcheren, de kraaienmars blazen, eronderdoor gaan, ervandoor gaan (Zn.), om kroosjes gaan, er tussenuit zijn.
de goede strijd gestreden hebben, zijn rol uitgespeeld hebben, van de aarde scheiden (weggaan), uit de wereld scheiden, de wereld verlaten, van de aarde weggenomen worden, opgeroepen zijn, weggenomen worden, van het aardse toneel afstappen, aan de aarde vaarwel zeggen, de wereld vaarwel zeggen, te goed voor deze wereld zijn, van het wereldtoneel verdwenen zijn, naar de andere wereld verhuizen (aftrekken), de markt aftrekken, verhuizen, uitstappen, opstappen, gaan, naar (tot) zijn vaderen (voorouders) gaan, ad patres gaan, de eeuwige reis ondernemen, het tijdelijke met het eeuwige verwisselen, voor Gods rechterstoel verschijnen, naar betere oorden verhuizen, naar betere gewesten vertrokken zijn, naar een beter vaderland vertrokken zijn, naar de eeuwige (zalige) jachtvelden vertrokken zijn, tot een beter leven overgaan, uit zijn lijden verlost zijn, de
eeuwigheid ingaan, naar de hemel gaan, hemelen.
ergens de dood (een graf) vinden, in het graf zinken, de dieperik ingaan (Zn.), ter ziele gaan, ten grave dalen (gaan), naar zijn graf gaan, naar Bommel zijn, naar kapitein Jans gaan, naar Jaflfa gaan, naar Kuilenburg gaan, naar het pierenland gaan, het pierenkuiltje ingaan, voor de pieren zijn, de houten frak aantrekken, de houten pijjekker aangetrokken hebben, wonen in een huis van zes planken, tussen vier planken liggen, op de lange veren liggen, op stro liggen, naar het bokveld zijn, tot de familie der obiisten behoren.
overleden zijn, ter ziele zijn, er aan zijn, niet meer zijn, uit de tijd zijn, er geweest zijn, ontvallen zijn, het afgelegd hebben, gepasseerd zijn, van zijn werk weggeroepen zijn, O. L. Heer heeft hem gehaald, het is gedaan met hem, het is met hem geklonken, het is met hem afgelopen, zijn uurwerk is afgelopen, zijn liedje is uitgezongen, zijn licht is uitgeblazen, zijn naft is op, doodliggen, in lijke liggen (Zn.), dood zijn gelijk een kieken (Zn.), het voor de kiezen hebben, de koekoek niet meer zullen horen roepen, zijn laatste borreltje binnen hebben, bij de mieren zijn, het hoekje om zijn, naar de maan zijn, om zeep zijn, er omkoud zijn, in Charons boot zijn, zijn kanon is afgevuurd, zijn rekening is gesloten, de huur is hem opgezegd, hij is ’m gepiept, hij is ’m gesmeerd, zijnr tanden (kiezen) doen hem niet meer zeer, tot stof weergekeerd zijn, in staat van ontbinding verkeren, tot mummie worden, mummificeren.
iem. de ogen toedrukken, iem. de ogen sluiten, een lijk afleggen, lijken (Zn.), opbaren, balsemen, reeuwen (Zn.), kisten, een sterfgeval aangeven, iem. doodverklaren, iem. voor dood verklaren, iem. voor dood laten liggen, een lijk schouwen, obduceren, mummificeren.
Adjectief: levenloos, zielloos, obewerktuigd, anorganisch, onorganisch, onbezield, abiotisch, sterfelijk, dodelijk, letaal, halfdood, zo goed als dood, stervend, in extremis, overleden, aflijvig, gestorven, afgestorven, uitgestorven, dood, kapot, morsdood (Zn.), kieksdood (Zn.), pietdood (Zn.), steendood, stikdood (Zn.), stokdood, hartstekendood, hartstikkendood, pierdood, zo dood als een pier, wijlen, zaliger.
Naamwoord: laatste ogenblikken, articulum mortis, doodsstrijd, doodsnood, stervensnood, doodsangst, stuiptrekking, een laatste opflikkering, agonie, doodsstuip, doodssnik, doodszweet, reeuw (Zn.), reeuwzweet (Zn.), gerochel, gereutel, doodsreutel, doodsgereutel, gebroken ogen, laatste (jongste) ademtocht, doodswens.
dood, overlijden, versterf, sterfgeval, verscheiden, einde, uiteinde, levenseinde, uiterste, doodsslaap, eeuwige slaap, eeuwige nacht, graf, natuurlijke dood, gewelddadige dood, bevriezingsdood, verstijvingsdood, vergiftigingsdood, verstikking, asfyxiatie, smoring, suffbcatie, hongerdood, vuurdood, marteldood, heldendood, plotselinge dood, gadood, stilstand van het bloed, schijndood, lijkverschijnselen, lijkverstijving, ontbinding, desorganisatie (..zatie), lijkengift.
sterftijd, sterfuur, stervensuur, doodsuur, stervensstond, doodsstond, sterfdag, sterfjaar, doodsjaar.
lijkwassing, balseming, lijkklacht, lijkgebaar, doodverklaring, doodakte, doodattest, doodbewijs, lijkschouwing, gerechtelijke schouwing, doodsschouw, schouwcedel, kisting.
sterfplaats, sterfhuis, lijkhuis, klaaghuis, dodenhuis, sterfkamer, rouwkamer, rouwkapel, chapelle ardente, sterfbed, doodbed, doodsponde, praalbed, paradebed, lijkaltaar, doodsklederen, doodsgewaad, doodshemd, wade, doodwade, doodlaken, doodkleed, baarkleed, doodkistkleed, rouwkleed, grafdoek, doodkist, lijkkist, kist, sarcofaag (sarko...), roof (roef) ener doodkist.
sterfelijkheid, aflijvigheid, inanitie, eut(h)anasie, ort(h)ot(h)anasie, abiose, doodsoorzaak, sterfte, letaliteit, mortaliteit, kindersterfte, sterftekans, sterftecijfer, sterftelijst, versterf, sterflijst, dodenlijst, sterftetafel, doodextract (..strakt), dodenboek, doodboek, grafboek.
Pietje de Dood, Hein, Heintje de Dood, vriend Hein, magere Hein, Hans (Kapitein) Mors, Jan Langbeen, knekelman, zeis(en)man, dodendans, danse macabre.
dode, overledene, verstorvene, afgestorvene, vereeuwigde, schijndode, het stoffelijk overschot, lijk, kadaver, mummie, doodshoofd, doodskop, kreng, aas, prij, doodsbeenderen.
aflegger, aflegster, lijker (Zn.), lijkster (Zn.), doodkistenmaker.
Spreekwoord: alle vlees is als gras; de bleke dood spaart klein noch groot; edel, arm en rijk maakt de dood gelijk; de dood kent geen vrienden; tegen de dood is geen kruid ge
wassen; de dood kent geen tijd; de dood kent (heeft) geen almanak; op bed sterven de meeste mensen; heden ik, morgen gij; heden mij, morgen dij; heden ben je nog als melk en bloed, morgen moet je weg van al je goed; heden op ’t kussen, morgen in de grond; heden rijk, morgen een lijk; heden gezond, morgen begraven; heden leven, morgen sterven; heden rood, morgen dood; heden vol waarde, morgen in de aarde; menig ziet de dag beginnen die hij niet zal eindigen; Pietje de Dood maait altijd; men kent het einde van zijn vinger, maar niet het einde van zijn leven; als met een kaars in open veld, zo is het met de mens gesteld; zachte winters, vette kerkhoven; er verdrinken er meer in ’t jeneverglas dan in de zee.
jonge mensen kunnen, oude moeten sterven ; jonge schapen sterven zowel als oude; daar komen zowel kalven als koeien aan de markt; er komen meer kalfsvellen dan ossehuiden ter markt; in de huidvetterij komen meer kalfsvellen dan ossehuiden; het beste beest van stal sterft meestal ’t eerst; wie heel jong is afgestorven, heeft voor arbeid rust verworven; beter jong gestorven dan oud bedorven; de jongen kunnen, de ouden moeten sterven; jong en oud, op ’t eind wordt alles koud.
als de dood ons nedervelt, is het uit met goed en geld; wat iemand rooft of vindt of erft, hij laat het al wanneer hij sterft; ’t laatste hemd heeft geen zakken; noodst van al sterft, die meest van al moet laten; konden de rijken ’t ontkopen en de armen ’t ontlopen, er stierven geen mensen meer; de een zijn dood is de ander zijn brood; een man over boord, een eter te minder; geen dode of er is er één die treurt.
sterven is geen verloren werk; zulk leven, zulke dood; zulk begin, zulk einde; waar de boom hangt, daar valt hij; tegen de dood is geen schild, leef dan gelijk gij sterven wilt.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Dood
betekenis & definitie