Bijwoord: onder, beneden, waarbeneden, hierbeneden, daarbeneden, waaronder, naar (van) onderen, onderaan, onderaf, onderin, onderom, onderuit, onderdoor, aan de voet, onderst, infra, nederwaarts.
Werkwoord: hangen, afhangen, nederhangen, afvallen, afvloeien, afplooien, afgolven.
Adjectief: afhangend, sluik, zwevend.
Naamwoord: ondergedeelte, onderwerk, hangwerk, onderbouw, onderhelft, onderzijde, onderkant, benedenkant, onderlaag, onderlegsel, onderlegger, ondergrond, ondereinde, benedeneinde, benedenruimte, bodem, boom, loze (dubbele) bodem, plaat, grondvlak, grondlaag, substraat, fondament, basis, wortel.
hanger, haak, hangijzer, hangel (Zn.), slip, hang, kleerhaak.
Causatief: omlaaghouden.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Beneden
betekenis & definitie