Aardkunde

betekenis & definitie

Naamwoord: aardkunde, aardwetenschappen, geowetenschappen, geologie, geogenie, geognosie, geonomie, geïstiek, plutonisme, vulkanisme, neptunisme, actualisme (akt...), petrologie, petrografie, petrogenese, geotektoniek (..tect...), aardbevingkunde, seismologie, paleontologie, paleozoölogie, catastrofent(h)eorie (kata...), stratografie, formatieleer, vorming, geologische formatie, sedimentaire -, eruptieve -, bergformatie, dalvorming, azoische vormingen, fytogene formatie, synclinaal, geosynclinaal, anticlinaal, dagzoom, versteningen, fossiliën, flora, fauna, bodemrijkdom, bodemschatten, bodemtemperatuur.

voorwereld, Eolit(h)icum, Paleolit(h)icum, Neolit(h)icum, archaïsche periode, Archaicum, primitieve tijdvak, oergneisformatie, oerschieferformatie, paleozoïsche periode, Paleozoïcum, primaire tijdvak, cambrische formatie, Cambrium, silurische formatie, Silurium, devonische formatie, Devoon, steenkoolformatie, subcarbon, produktieve steenkool, permse formatie, Perm, mesozoische periode, Mesozoïcum, secundaire tijdvak, triasformatie, bonte zandsteen, muschelkalk, keuper, juraformatie, lias, dogger, malm, krijtformatie, neocoom, gault, cenomaan, turoon, senoon, kenozoïsche periode, Neozoïcum, tertiaire tijdvak, tertiaire formatie, eoceen, oligoceen, mioceen, plioceen, quartaire (kwartaire) tijdvak, Diluvium, diluviaalperiode, ijsperiode, ijstijd, interglaciaaltijd, diluviaalmens, alluvium, alluviumperiode.

aflooplijn, druksplijting, aardverschuiving, aardschuiving, grondverschuiving, bodemverschuiving, aardstorting, aardverzakking, aardval, bodemverzakking, grondverzakking, grondbraak, dijkzakking, bergverschuiving, bergstorting, duinverplaatsing, aardbrand, aardtrilling, aardbeving, aardschudding, aard verschijnsel, aardschok, aardstoot, vulkanische aardbeving, instortingsaardbeving, tektonische (tect...), aardbeving, dislocatieaardbeving (dislokatie...), aardbevingshaard, hypocentrum, epicentrum, aardbevingsgolven, grondgolf, grondgolving, aardgolving, aardbevingszwermer, aardbevingsgebied, microseismische (mikro...) beweging, isoseisten, homoseisten.

landverlies, ablatie, afspoeling, bodemvloeiing, afslag, zandverstuiving, zandstuiving, duinverstuiving, dijkval, oeverafschuiving, oeverafstuiving, oeverval, kalf, drijfzand, loopzand, duikelzand, eluvium, erratische stenen, zwerfblokken, zwerfklei, zwerfsteen, blokveld.

landwinning, landaanwinning, accessie, landwording, verlanding, alluvie, zandaanwinning, aanwinst, aanwerping, geleding, verhang, aanwas, aanslag, aanspoeling, aanspoelsel, aanslibbing, aanslibsel, slib, slob, biets, blei, beekbezinking, zeeslib, diepzeeslib, keileem, keimergel, schor.

aardkundige, geoloog, geognost, plutonist, vulkanist, neptunist, actualist (akt...), aardbevingkundige.

grondonderzoek, bodemonderzoek, bodemmonster, aardbevingswacht, aardbevingsuurwerk, aardbevingsaanwijzer, aardbevingsmeter, seismometer, seismograaf, seismoscoop (..skoop), aardbevingsdiagram, seismogram.

Adjectief: aardkundig, geologisch, geognostisch, geot(h)ermisch, petrologisch, petrografisch, paleontologisch, stratografisch, voorwereldlijk, preglaciaal (prat...), glaciaal, postglaciaal, antediluviaal, antediluviaans, diluviaal, postdiluviaans, alluviaal, cambrisch, silurisch, devonisch, perms, azoisch, mesozoisch, kenozoïsch, neozoïsch, faunistisch, endogeen, eogeen, neogeen, primair, secundair, tertiair, quartair (kwartair), pleistoceen, seismisch, seislogisch, microseismisch (mikro...), tektonisch (tect...).

Werkwoord: bijzakken, aanzakken, de grond kalft (kalft af, kalft in), inkavelen, inkelderen (Zn.), afschuiven, verstuiven, afwoelen, afkabbelen, afschuren, wegspoelen.

aanstuiven, aanzakken, aanwassen, aanslibben, dichtslibben, aanslijken, aanspoelen, aanvlotten, aanlanden, verlanden, verzanden, land aanwinnen.