Werkwoord: aaneendoen, aaneenbrengen, aaneenleggen, aaneenplaatsen, aaneenzetten, aaneenschuiven, aaneenvoegen, aaneenpassen, aaneenkrijgen, aaneenhouden, aaneenfiansen, aaneenflikken, aaneenfrutselen, aaneenfoefelen (Zn.), aaneendriegen (Zn.), aaneenhechten, aaneenlassen, aaneenklampen, aaneenklinken, aaneensmeden, aaneensolderen, aaneenwellen, aaneensluiten... enz.
aanleggen, aanzetten, aanmaken, aantrekken bij, aandraaien, aandrukken, aangieten, aanhechten, aanheften, aankneden, aanlassen, aanvlechten, aanlappen, overlappen, aanlijnen, aanpassen, aanschakelen, aansluiten, aansteken, aansmeden, aansmelten, aansolderen, aanwellen, aantimmeren, aansmeren, zich aanzuigen, aansmijten, aan laten... enz.
samenhechten, samendraaien, samenlappen... enz., ineendoen, ineenbrengen, ineendringen, ineendrukken, ineenslaan... enz., opeenzetten, opeenduwen, opeendringen... enz., vasthechten, vastmaken, vastdrukken, vastwerken... enz.
hechten, inhechten, lassen, inlassen, bakken, attacheren, coupleren, raccrocheren, adsorberen.
binden, aanbinden, aaneenbinden, bijeenbinden, voorbinden, opbinden, inbinden, doorbinden, herbinden, samenbinden, vastbinden, verbinden, aanrijgen, bijeenrijgen, samenrijgen, snoeren, aansnoeren, aaneensnoeren, bijeensnoeren, samensnoeren, toesnoeren, sjorren, aanhalen, aansjorren, toehalen, toesjorren, strikken, bestrikken, aanstrikken, aaneenstrikken, verstrikken, overstrikken, aaneenstrengelen, samennaaien, aanstikken, aanstoppen, aaneenvlechten, koorden (Zn.), riemen, knopen, aanknopen, aaneenknopen, afknopen, samenknopen, knoppen (Zn.), nokken (Zn.), koppelen, aankoppelen, aaneenkoppelen, samenkoppelen, vastkoppelen, wurgen, vastleggen, vastmaken, vastnaaien, vastplakken, stolpen, aanspannen, tuieren, kabelen, marren, schakelen, aaneenschakelen, samenschakelen, aanhaken, aaneenhaken, inhaken, vasthaken, aankrammen, samenkrammen, aanspeiden, bijeenspelden, samenspelden, vastspelden, aaneenspeten, aaneennagelen, aaneenspijkeren, samenschroeven, gespen, aangespen, vastgespen, aan de ketting leggen, aaneenboeien, aaneenketenen, samenketenen, vastketenen, aaneenkluisteren, garrotteren.
plakken, aanplakken, aanslaan, aaneenplakken, afplakken, opplakken, samenplakken, vastplakken, kleven, lijmen, aanlijmen, aaneenlijmen, vastlijmen, kitten, conglutineren, luteren, vastroesten, aanroesten, vast raken.
Adjectief: vast, inherent, immanent, geleed, geknoopt, naadloos, plakkerig, kleefachtig, kleverig, klevig, klef, onlosmakelijk.
Naamwoord: aansluitmogelijkheid,adsorptie,aanzetting, aansluiting, aanmaak, aanhechting, aanknoping, lassing, las, aansiuitingsplaats, aansluitingspunt, aansluitingsvak, aanhechtingsplaats, aanhechtingspunt, aanhechtsel, aanzetsel, adsorbaat, voeg, aansluitingsstuk, aansluitstuk, sleutelstuk, opzetstuk, lassing, schakel, tussenschakel, naad, voornaad, geleding, naadbedekking, naadgalon, aanzetinrichting, lasapparaat, lasbrander.
binderij, sjor, gesjor, kruissteek, aanknopingspunt, knooppunt, knoop, nceud, weversknoop, sjouwermansknoop, achtknoop.
plakkerij, geplak, plakwerk.
voegmiddel, aanboortoestel, voegsel, hechtmiddel, hechtsel, adsorbent, bindmiddel, bindsel, intermedium, bindtouw, bindgaren, lasband, rijgkoord, rijgsnoer, rijgveter, rijgnestel, hechtdraad, schakelaar, band, riem, bindriem, kruisband, koord, touw, tuier, kordon, goudkoord, koppelband, koppel, koppeltouw, koppelsnoer, striksnoer, leis, zakband, zakkenband, tonnenband, biesband, rietband, rijsband, bindrijs, bindwis, bindhennep, pektouw, elastiek, keten, chaine, damketting, blokketting, harpsluiting, paal, knevel, tuier, knoop, nok (Zn.), mastworp, strik, strop, striklus, gesp, schuifgesp, verstelgesp, wurggesp, spang, gesptong, tong, gespriem, fibei, rijgmalie, rijggat.
kleefmiddel
kleefstof, plaksel, kit, solutie, collodium, plakkamer, plaktafel, plakstijfsel, plakband, kleefband, kleeffilm, plakpen, plakborstel, plakletter, plakjongen.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Aaneendoen
betekenis & definitie