Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

kruk

betekenis & definitie

Slecht renner. Syn.: drollencoureur; krabber; pannenkoek; patattencoureur.

De profkoers in Ulvenhout is het sluitstuk van een ganse dag wielrennen. Nieuwelingen, junioren, amateurs A en amateurs B gaan de profs vooraf. En zoals bij elke sport: krukken en jonkies mogen het spits afbijten. (Algemeen Dagblad, 21/07/1994)

< >