Sportman (vooral dan: wielrenner) met weinig talent; beginneling. Aanvankelijk een Zuid-Nederlands woord voor een onhandig persoon, een knoeier (in deze betekenis o.a. in het werk van de Vlaamse auteur Ernest Claes). Zie ook krabbelaar.
Toch veranderden internationaal befaamde kanshebbers in ‘anonieme krabbers’. (Wielerexpress, 1988)
Robert Reboul kwam na 17 uur en 12 minuten als een verzopen kat in Brussel aan en won de sprint van de ‘krabbers’. (Ron Couwenhoven: Wielerklassiekers. 1990)