G anakolouthon ‘inconsequentie’, L anacoluthon. Onsamenhangende zinsconstructie, zin die niet goed loopt, ‘zinsbraak’ (Battus).
Grammaticale ontsporing is heel gewoon in spreektaal (bv. herhalingconstructie↗), maar wordt in schrijftaal als een taalfout aangevoeld.
Functies:
1) onbeholpenheid, bv. tantebetje↗, foutieve samentrekking↗
2) symptoom van emotie, verwarring of verontwaardiging, bv. n‘Hier nu langs het diepe water/dat ik dacht ik dacht dat je altijd maar/dat je altijd maar’ (R. Campert, ‘Lamento’) f ‘Vous voulez que ce Dieu vous comble de bienfaits/Et ne l’aimer jamais?’ (U wilt dat God u met weldaden overlaadt/En hem nooit liefhebben?; J. Racine, Athalie)
3) nabootsing van de gedachtegang, bv. in een innerlijke monoloog (Leopold Bloom in Ulysses van J. Joyce)
4) parodie, bv. ‘De “anakoloet” is de zin die niet op de juiste manier hoewel hij misschien aantoont dat de regels niet in alle gevallen voorzien en er eentje op te schrijven niet meevalt hoewel je ze ik tenminste voortdurend uitspreek’ (Battus)
5) ontregeling, bv. ‘Hoe eenvoudig het is,/want hoe dodelijk/is wat mij lief is,/mij in zich behoedt, ondanks zichzelf’ (H. Faverey)