Groot Retorisch Woordenboek

Paul Claes, Eric Hulsens (2015)

Gepubliceerd op 24-02-2017

anafoor

betekenis & definitie

G anaphora ‘herhaling’; ant. epifoor↗; vgl. complexie↗ en epanafoor↗

[1] Taalkundige operatie, terugverwijzing, het verwijzen naar een voorafgaand taalelement, bv. ‘De vrouw stond te wachten op het perron. Ze zuchtte’ (ze: de vrouw). Vgl. anadiplose↗.
[2] Retorische figuur, het nadrukkelijk herhalen van een of meer woorden bij het begin van opeenvolgende delen van een tekst, bv. de herhaling van ‘Zalig’ in de acht zaligsprekingen van de Bergrede (Mat. 5:3-11).
De anafoor wordt in kunstproza vaak gekoppeld aan antithese↗, synonymie↗ en opsomming↗, eventueel met climax↗.

Functies:
1) pathos, typisch voor de verheven stijl, bv. F) ‘Rome, l’unique objet de mon ressentiment! Rome, à qui vient ton bras d’immoler mon amant! Rome, qui t’a vu naître, et que ton cœur adore! Rome, enfin, que je hais parce qu’elle t’honore’ (Corneille, Horace)
2) expressieve versterking in symmetrische zinsbouw, bv. N) ‘Wat een schat aan informatie, wat een rijkdom aan sprekende voorbeelden, wat een cultuurhistorische weelde!’ F) ‘Madame se meurt! Madame est morte!’ (Mevrouw is stervende! Mevrouw is gestorven!; J.-B. Bossuet) E) ‘How shall I be a poet?/How shall I write in rhyme?’ (L. Carroll, Poeta fit, non nascitur) D)‘Das Wasser rauscht’, das Wasser schwoll’ (Goethe, ‘Der Fischer’) I) ‘Per mi si va’ (Door mij gaat men) wordt driemaal herhaald in het opschrift boven de hellepoort (Dante, Inferno, 3.1)
3) retorische beklemtoning van een gewichtige term, bv. F) E. Zola laat in J’accuse, zijn aanklacht tegen de antidreyfusards, veel zinnen beginnen met ‘J’accuse’ (Ik klaag aan)
4) bezwerend effect, bv. ‘Tegen. Tegen klimop. Tegen wat kokhalst naar de hoogte’ (H. Claus, ‘Spijtig roept de exegeet zijn doder aan’)
5) suggestie van monotonie, bv. ‘Zij breekt het loof, zij rolt Haar preien in een krant. Zij hoest en weegt de spruiten’ (G. Krol, ‘Winkelmeisje’)
6) ritmische structurering van de tekst in parallelle delen, bv. ‘Hoe zeere vallen ze af, de zieke zomerblâren; hoe zinken ze, altemaal, die eer zoo groene waren, te grondewaard.’ (G. Gezelle)

Genres:
1) litanie: ‘Wees geprezen, mijn Heer… Wees geprezen, mijn Heer… Wees geprezen, mijn Heer… (Zonnelied van Franciscus van Assisi)
2) volkslied: anafoor van een vers (E incremental repetition) is typisch voor volksliederen en andere orale genres, bv. ‘Och lichdi nu en slaept, Mijn uitvercoren bloeme? Och lichdi nu en slaept In uwen eersten drome?’ (middeleeuws lied)
3) politieke slogan: D ‘Ein Volk! Ein Reich! Ein Führer!’
4) reclameslogan: ‘Zeker van jezelf. Zeker van Martini’
5) spreekwoord: ‘Hoe meer zielen hoe meer vreugd’; ‘Zo vader, zo zoon’
6) sententie: L ‘Hic Rhodus, hic salta!’ (Hier is Rhodos, hier moet je springen: bewijs hier en nu wat je beweert te kunnen)

< >