Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Vitellius

betekenis & definitie

Vitellius - (A.), rom. keizer, in 69 n. C. door de legioenen aan den Rijn als zoodanig uitgeroepen.

Hij had bij Tiberius, Claudius, Caligula en Nero in groote gunst gestaan. Door Galba naar den Rijn gezonden, bracht hij door te groote toegevendheid de soldaten op zijne hand en werd den 2 Jan. 69 te Keulen tot keizer uitgeroepen, 13 dagen voordat Galba door Otho werd onttroond.

Zijne troepen (zie Caecīnae no. 5) wonnen den slag bij Bedriācum op Otho’s leger, waarop Otho zich van kant maakte. Vitellius liet het bestuur over aan onwaardige hovelingen en leefde alleen voor zijne zinnelijke lusten, waaronder onmatigheid en zwelgerij de hoofdrol vervulden.

De praetoriaansche garde werd door hem ontbonden en een nieuwe van 20000 man gevormd. Intusschen bleven de soldaten zonder soldij.

Op eens kwam te Rome het bericht der verheffing van Vespasiānus. Vitellius scheen het gevaar gering te achten, hoewel generaals en troepen van hem afvielen en hij den slag bij Cremōna (einde Oct.69) verloor. Eindelijk gegrepen, werd hij door de soldaten van Antonius Primus (zie Antonii no. 15) met een strop om den hals door de straten gesleurd en werd zijn lijk in den Tiber geworpen (21 Dec. 69).

< >