Utica - Ἰτύκη, oude tyrische volkplanting, aan denzelfden inham gelegen als het jongere Carthago. Het was omstreeks 1170 gesticht, het omringende land was zeer vruchtbaar en de nabijzijnde bergen waren rijk aan metalen.
Utica bleef tegenover Carthago een onafhankelijke stad, hoewel het natuurlijk den druk der machtige zusterstad niet ontgaan kon. In den tweeden punischen oorlog stond het Carthago bij, doch in den derden koos het beslist partij voor Rome; daarvoor kreeg het een aanzienlijk gedeelte van het carthaagsche gebied en werd het tot hoofdstad der provincie Africa verheven.
In de burgeroorlogen koos Utica de zijde van Caesar; Cato (Uticensis), die er het bevel voerde en van geene overgaaf wilde hooren, bracht zich toen om het leven (zie Porcii no. 8). Door Augustus zeer begunstigd, genoot Utica lang een grooten bloei.
Later is het verwoest door de Arabieren, doch er zijn nog uitgebreide ruïnen van overgebleven.