Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Porcii

betekenis & definitie

Porcii - plebejisch geslacht. De familiën der Licini en der Laecae hebben geene geschiedkundig belangrijke personen opgeleverd, wel daarentegen die der Catōnes. 1) M. Porcius Cato, bijgenaamd maior of censorius, was in 234 te Tusculum geboren.

Op zeventienjarigen leeftijd nam hij deel aan den oorlog tegen Hannibal, in 209 deed hij als miles dienst in het leger van Fabius Maximus(Fabii no. 16), die Tarentum heroverde. Zijne quaestuur valt in 205 en wel op Sicilia en in
Africa, waarheen hij P. Scipio begeleidde. Over Sardinia terugkeerend bracht hij van daar Q. Ennius mede naar Rome. Als praetor in 198 bestuurde hij Sardinia. In 195 was hij consul. Als proconsul bedwong hij een opstand in Hispania, nam daarna deel aan den syrischen oorlog (o. a. droeg hij als krijgstribuun zeer bij tot de overwinning bij de Thermopylae 191), en werd in 184 censor. Hij stierf in 149, gezond van geest en lichaam. Cato was een ouderwetsch Romein, sterk gekant tegen alles wat niet nationaal was en dus ook tegen grieksche letteren en kunst, in welk opzicht hij lijnrecht tegenover de Scipio’s stond. Ook als democraat en verdediger van de rechten van den kleinen boeren- en burgerstand bestreed hij met groote heftigheid de Scipio’s en hun aanhang.

Met groote gestrengheid ging hij als censor tegen alles te keer, wat in zijne oogen naar weelde zweemde of de eenvoudigheid van zeden kon ondermijnen. Hij was een man van strenge tucht en van stipte rechtvaardigheid, behalve waar het Carthago gold, getuige zijn onophoudelijk: censeo Carthaginem esse delendam. Geen tegenstand ontmoedigde hem; tot zijn dood toe bleef hij de kampioen voor het oude, hoewel hij op zijn ouden dag toch nog grieksch ging leeren. Hij is de eerste romeinsche prozaschrijver geweest. Van zijne talrijke werken en redevoeringen is, behalve fragmenten, slechts één werk overgebleven: de agri cultura of de re rustica. Hij heeft ook een geschiedkundig werk geschreven onder den titel van Origines, dat van Rome’s stichting tot op Cato’s tijd moet geloopen hebben. De disticha Catonis zijn niet van hem, maar uit de 3de eeuw n. C. Als censor bouwde hij de basilica Porcia.—2) M. Porcius Cato, zoon van no. 1, een bekwaam rechtsgeleerde en een veelbelovend jong man, stierf vóór zijn vader in 152.—3) M.

Porcius Cato Licinianus, zoon van no. 2, was consul in 118.—4) C. Porcius Cato, zoon van no. 3, werd als consul in 114 door de Scordisci verslagen, werd later beschuldigd zich door Jugurtha te hebben laten omkoopen, en ging in ballingschap.—5) L. Porcius Cato, sneuvelde als consul in 89 in den bondgenootenoorlog.—6) M. Porcius Cato, vader van Cato Uticensis (no. 8), stierf terwijl hij candidaat was voor de praetuur.—7) C. Porcius Cato, een vrij woelziek persoon, behoorde onder de vrienden van P. Clodius en was eerst een tegenstander van Pompeius, doch verzoende zich met dezen.—8)
M. Porcius Cato, bijgenaamd Uticensis, zoon van no. 6, was een der edelste karakters uit de laatste halve eeuw der republiek. Hij werd geboren in 95, was in 65 quaestor urbanus, en beheerde toen de finantiën van den staat op voortreffelijke wijze; hij werd voor het jaar 62 tot volkstribuun gekozen, en werkte in het laatst van 63 mede, om de vier aanhangers van Catilīna ter dood te doen veroordeelen. Als voorvechter der aristocratie kantte hij zich met kracht tegen het streven van Caesar, Pompeius en Crassus, doch bracht door zijn tegenstand juist een nauwere aansluiting tusschen de drie te weeg. In 58 werd hij tijdelijk uit Rome verwijderd, zie Clodiae leges no. 7. Hij kweet zich voortreffelijk van de hem opgedragen taak. In den burgeroorlog koos Cato de partij van Pompeius, die hem echter om zijne republikeinsche gezindheid met koelheid bejegende en zijne raadgevingen in den wind sloeg, zoodat Cato zich naar Rhodus begaf. Na Pompeius’ nederlaag en dood en na den slag bij Thapsus sloot Cato zich binnen Utica op, met het plan zich tegen Caesar te verdedigen. De aanwezige Rom. deelden echter zijn moed niet. Cato liet nu allen die weg wilden, aan boord zijner vloot gaan en toen deze uitgezeild was, stiet hij zich, na eerst in Plato’s Phaedo gelezen te hebben, het zwaard in de borst. De wond was niet terstond doodelijk; hij rukte echter het aangelegde verband af en liet zich doodbloeden, daar hij den ondergang der republiek niet overleven wilde (April 46).—9) M. Porcius Cato, zoon van no. 8, was bij zijns vaders dood aanwezig. Hij verzoende zich met Caesar, ging na diens dood tot Brutus over en sneuvelde bij Philippi.—10) Porcia, zuster van no. 9, de waardige dochter van een heldhaftigen en edelen vader, was eerst met M. Calpurnius Bibulus (Calpurnii no. 17) en na diens dood met M. Brutus (Junii no. 9) gehuwd.—11)
M. Porcius Latro, beroemd rhetor onder Augustus, uit Hispania afkomstig, leermeester van Ovidius en vriend van Seneca (den vader).—12)
M. Porcius Laeca, deelgenoot aan de samenzwering van Catilina. In zijn huis had de samenkomst plaats, waar besloten werd, den daarop volgenden morgen Cicero te vermoorden.—13) Porcius Festus, z. Festus no. 1.

Πορισταί, beambten bij het financiewezen te Athene, van wier werkkring en bevoegdheid niets naders vermeld wordt, dan dat zij voor de inkomsten van den staat te zorgen hadden. Misschien dienden zij alleen in buitengewone gevallen tot bijstand van den ταμίας.

< >