Troia - Τροίη, -α, of Ilium, hoofdstad van Troas, door de Grieken tien jaar lang belegerd en eindelijk door list genomen en verwoest (1184). De stad lag in de vlakte tusschen de stroompjes Simoïs en Scamander.
Op den burcht Pergamum (ook mus en -ma) vond men tempels van Pallas Athēna en Apollo en andere heiligdommen. Slechts ééne poort is bij name bekend, de Scaeïsche, πύλαι Σκαιαί = linkerpoort.
Later is door Aeoliërs een nieuw Troje, novum Ilium, νέον Ἴλιον, gebouwd. Schliemann en Dörpfeld hebben bij Hissarlik sporen van het oude Troje teruggevonden: van de vele nederzettingen, die opgegraven zijn, is de zesde van onderen, het homerische Troia, de belangrijkste.
De muren, die nog gedeeltelijk over zijn, stemmen overeen met die van Tiryns en Mycēnae; men vindt er 3 torens, 3 poorten en een uitvalpoortje.—2) stad in het kustland van Epīrus tegenover Corcȳra, door Helenus gesticht.—3) stad in het land der Veneti, ten N. der Adriatische zee, gesticht door Antēnor.