Ptolemaeus, Ptolom - ., Πτολεμαῖος, 1) Alorītes, zie Alexander no. 6 en Perdiccas no. 3.—2) neef van Antigonus, wiens plannen hij eenigen tijd krachtig ondersteunde (315–312), later knoopte hij echter betrekkingen aan met Pt. van Aegypte, die hem vergiftigde (309).—3) van Epīrus, zoon van Pyrrhus, nam gedurende den tocht van zijn vader naar Italië de regeering waar. Na eene schitterende overwinning ter zee nam hij Corcȳra, hij versloeg Antigonus Gonātas en sneuvelde bij den tocht van zijn vader naar de Peloponnēsus (272).—4) Pt. Lagi (Λαγίδης), onder Philippus van het macedonische hof verbannen, werd door Alexander bij zijne lijfwacht geplaatst.
Hij had een eervol deel aan alle ondernemingen van Alexander, streed bij Issus, nam Bessus gevangen, onderwierp Sogdiāna, en behaalde roem in de indische oorlogen. Hij had ook bij den koning en bij het geheele leger grooten invloed en na Alexanders dood was hij het vooral, die de verdeeling van het rijk doorzette. Voor zijn aandeel kreeg hij Aegypte, door de verovering van Cyrēne breidde hij zijn gebied uit, terwijl hij den aanval van Perdiccas op zijn rijk met beleid afweerde (321).
In de nu volgende oorlogen tusschen de vroegere veldheeren van Alexander stond Pt. aanvankelijk met Antigonus, Seleucus e.a. tegenover Eumenes, nadat deze echter gevallen was, behoorde hij steeds tot de vijanden van Antigonus. Gedurende deze oorlogen kwam Pt. nu eens in het bezit van Phoenicië, Palaestina, Coele-Syrië en sommige eilanden, dan weder verloor hij deze veroveringen geheel of gedeeltelijk; in 312 behaalde hij een groote overwinning op Demetrius Poliorcētes bij Gaza, in 306 werd hij door Demetrius bij Salamis op Cyprus verslagen. Eindelijk sneuvelde Antigonus in den slag bij Ipsus (301), en toen Demetrius, na korten tijd met zijne tegenstanders verzoend te zijn geweest, den oorlog hernieuwde, werd hij door Seleucus gevangen gemaakt (287).
Op het voorbeeld van Antigonus en Demetrius had ook Pt. den koningstitel aangenomen (306), en toen hij in het volgende jaar Demetrius gedwongen had het beleg van Rhodus op te breken, gaven de dankbare Rhodiërs hem den bijnaam van Soter (Σωτήρ), dien hij sedert bleef voeren. Zijne onderdanen behandelde Pt. met wijze gematigdheid en tegenover hun godsdienst en eigenaardige gebruiken toonde hij groote toegevendheid, toch bevorderde hij grieksche taal en beschaving op alle wijzen, alle voorname betrekkingen waren in handen van Grieken, in het leger en op de vloot waren slechts weinige Aegyptenaren, en de hoofdstad Alexandrië was meer een grieksche dan eene aegyptische stad, en wel eene van de voornaamste steden der grieksche wereld, waarheen de koning niet alleen door begunstiging van handel en scheepvaart talrijke kooplieden lokte, maar waar ook reeds toen de voornaamste grieksche kunstenaars en geleerden werkten. Pt. zelf schreef eene geschiedenis van Alexander, een werk, dat door Arriānus alsvoornaamste bron gebruikt werd. Hij gaf in 285 de regeering aan zijn zoon over en stierf twee jaar later, 84 jaar oud.—5) Pt. Ceraunus (Κεραυνός), oudste zoon van den vorigen, geraakte met zijn vader in oneenigheid en vluchtte naar Thracië bij Lysimachus. Na den dood van Agathocles (no. 2) moest hij vluchten; hij ging naar Syrië, spoorde Seleucus tot een veldtocht tegen Lysimachus aan, en wist van hem de belofte te verkrijgen, dat hij hem op den aegyptischen troon zoude herstellen. Maar toen Seleucus, nadat hij Lysimachus verslagen had, op weg was naar Macedonië, werd ook hij door Pt. vermoord. Door zijn krachtig optreden wist Pt. het leger van Seleucus voor zich te winnen en maakte hij zich van de regeering over Macedonië meester (280), maar reeds het volgende jaar sneuvelde hij in een oorlog tegen de Galliërs.—6) Pt. II Philadelphus (Φιλάδελφος, zusterlievend), zoon en opvolger van Pt. Lagi, was evenals zijn vader een groot begunstiger van kunst en wetenschap; aan het Museum en de groote boekerij, beide reeds door zijn vader begonnen, legde hij groote sommen ten koste. Hij verstiet zijne gemalin Arsinoë, de dochter van Lysimachus, en trouwde met zijne zuster Arsinoë. Cyrēne moest hij aan zijn afvalligen halfbroeder Magas laten, daarentegen voerde hij tegen Syrië een langdurigen, maar over het geheel gelukkigen oorlog, die eindigde met het huwelijk van zijne dochter Berenīce met Antiochus II.
Het gelukte hem echter niet in Griekenland en Macedonië vasten voet te krijgen, zijne pogingen daartoe leidden tot een oorlog, waarin hij ter zee door Antigonus Gonātas verslagen werd. Ook met Rome knoopte hij betrekkingen aan. In het belang van handel en wetenschap bevorderde hij tochten naar Indië en het Zuiden en trachtte hij vooral met Aethiopië betrekkingen aan te knoopen. Zijne laatste levensjaren werden verbitterd door den dood van Arsinoë en Berenīce (z. Antiochus no.
3) en door ziekte, hij stierf in 247 op den leeftijd van 63 jaar.—7) Pt. III Euergetes (Εὐεργέτης), zoo genoemd omdat hij de godenbeelden, vroeger door de Perzen geroofd, naar Aegypte terugbracht, zoon en opvolger van den vorigen, en evenals hij steeds werkzaam in het belang van kunst en wetenschap en niet minder van den handel, dien hij trachtte te bevorderen door het stichten van koloniën in Aethiopië en Arabië. Kort na het aanvaarden der regeering begon hij een oorlog tegen Syrië, waarbij hij het geheele land tot den Euphraat veroverde en zelfs tot den Indus voortrukte; wel werd hij door een opstand in Aegypte gedwongen terug te keeren, maar toch bedong hij bij den vrede (242) de overgave van de kusten van Klein-Azië en Syrië. Hij heroverde Cyrēne en ondersteunde het streven van het achaeïsch verbond en later van Cleomenes III tegen Macedonië, waardoor hij in vijandschap met Antigonus Doson kwam, die echter spoedig door eene verzoening gevolgd werd. Cleomenes vond bij hem een zeer gunstig onthaal en zelfs maakte hij toebereidselen om hem met een leger naar Europa terug te zenden, maar zijn dood (221) maakte daaraan een einde.—8) Pt. IV Philopator (Φιλοπάτωρ) of Tryphon (Τρύφων), zoon en opvolger van den vorigen, een gewetenloos dwingeland, die zijne regeering inwijdde met het vermoorden van verscheiden zijner naaste bloedverwanten en van Cleomenes III, en haar overigens aan zijne gunstelingen Agathocles en Sosibius overliet, terwijl hij zich soms bezig hield met de studie van Homerus en zelf een treurspel dichtte, maar zich gewoonlijk aan dronkenschap en allerlei uitspattingen overgaf. Het zwaar onderdrukte volk kwam in opstand en werd met de grootste gestrengheid gestraft, en ook de Joden, die in groot aantal te Alexandrië woonden en van den vorigen Pt. vele gunsten genoten hadden, werden met groote onverdraagzaamheid behandeld. De herhaalde aanvallen van Antiochus den Gr. werden wel door de groote overwinning bij Raphia (217) afgeslagen, maar op den duur bleek het noodig tegen dezen vijand bij Rome steun te zoeken, terwijl men aan den anderen kant de uitbreiding van Rome door een bondgenootschap met Macedonië zocht tegen te werken. Pt. stierf in 205.—9) Pt. V Epiphanes (Ἐπιφάνης), zoon en opvolger van den vorigen, was bij den dood van zijn vader eerst 4 jaar oud. Reeds dadelijk bij het begin zijner regeering brak in Alexandrië een hevig oproer uit, waarbij de gunstelingen van Pt. IV, o.a. Sosibius, vermoord werden, ook de eigenlijke Aegyptenaren, vooral de soldatenkaste, kwamen in opstand en hier en daar verhieven zich inheemsche vorsten. Gedurende de minderjarigheid des konings maakten Syrië en Macedonië zich van een aantal buitenlandsche bezittingen van Aegypte meester, en eerst de tusschenkomst der Rom. behoedde Pt. voor nog grootere verliezen. Nadat met Antiochus een vrede gesloten was (198), later bevestigd door het huwelijk van diens dochter Cleopatra met Pt., werd de aegyptische opstand deels met geweld, deels door toegevendheid onderdrukt, ofschoon Thebe zich eerst in 186 overgaf. Ook nadat Pt. in 196 plechtig de regeering aanvaard had, bleef hij een werktuig in de handen zijner elkander na Aristomenes (z.a.) snel afwisselende ministers, en langzamerhand gingen alle bezittingen behalve Cyrēne en Cyprus verloren. Terwijl Pt. zich tot een nieuwen oorlog met Syrië voorbereidde en daarvoor het bondgenootschap der Aetoliërs zocht, stierf hij, vermoedelijk door vergift (181).—10) Pt. VI Philomētor (Φιλομήτωρ), zoon en opvolger van den vorigen, was bij den dood van zijn vader eerst 6 jaar oud, en regeerde onder voogdij zijner moeder Cleopatra. Na haar dood (173) begonnen de ministers van Pt. een onberaden oorlog tegen Syrië, dien Antiochus IV gaarne aannam. Deze won een grooten slag bij den berg Casius, veroverde Pelusium en drong ver in Aegypte door. Pt. vluchtte en de Alexandriërs riepen zijn broeder onder den titel Pt. VII Euergetes II tot koning uit. Wel nam Antiochus nu den schijn aan alsof hij de rechten van Philometor tegen Euergetes wilde verdedigen, en bracht hij Philometor naar Memphis terug, maar toen hij door onlusten in zijn rijk gedwongen was naar Syrië terug te keeren en de broeders zich gedurende zijne afwezigheid door toedoen van hun zuster Cleopatra (no. 6) inderdaad verzoenden, hervatte hij den oorlog krachtiger dan te voren en reeds stond hij voor Alexandrië, toen hij door de tusschenkomst van Rome gedwongen werd den oorlog te eindigen en de reeds gemaakte veroveringen terug te geven (168). Doch spoedig ontstonden twisten tusschen de beide broeders, die eenmaal zelfs zoo hoog liepen, dat Philometor naar Rome moest vluchten (164); de senaat liet hem wel terugbrengen en het rijk tusschen de beide broeders verdeelen, maar daarmede was de vrede niet hersteld, daar Euergetes voortdurend aanvallen op het aandeel zijns broeders deed. Philometor toonde in al deze moeilijkheden een waardig en vast karakter, ook tegenover Rome, dat met opzet de broedertwisten gaande hield. In 146 stierf hij in Syrië aan de gevolgen van een val van zijn paard, nadat hij Alexander Balas verdreven en Demetrius Nicātor op den troon hersteld had.—11) Pt. VII Euergetes II Physcon (Φύσκων, dikbuik), broeder van den vorigen (zie boven), kreeg na diens dood de regeering over het geheele rijk. Hij dwong de weduwe van Philometor, Cleopatra, hem te huwen en vermoordde haar zoon Pt. Eupator, daarna liet hij een aantal burgers van Alexandrië dooden of verbannen, eindelijk nam hij de dochter van Cleopatra tot tweede vrouw. In 130 werd hij door een oproer gedwongen met zijn tweede vrouw naar Cyprus te vluchten, terwijl Cleopatra tot koningin uitgeroepen werd, uit wraak doodde hij zijn eigen zoon en zond hij diens aan stukken gesneden lijk aan zijne moeder. Toch gelukte het hem deels door geweld, deels door overleg, drie jaar later terug te komen, zich met Cleopatra te verzoenen, zich op zijne tegenstanders te wreken en belangrijken invloed te krijgen in de syrische aangelegenheden. Overigens stelde ook hij veel belang in kunst en wetenschap, hij bestudeerde ijverig Homerus en schreef werken over geschiedenis en aardrijkskunde. Hij stierf in 116.—12) Pt. VIII Soter II Lathyrus (Λάθυρος), zoon van den vorigen en de jongere Cleopatra, werd op verlangen van het volk door zijne moeder tot mederegent aangenomen. In 107 werd hij door haar gedwongen te vluchten, hij ging naar Cyprus en van daar naar Syrië, maar na de vlucht van zijn jongeren broeder (z. no. 13) werd hij teruggeroepen (89). Thebe, waar de oud- aegyptische bevolking in opstand gekomen was, werd na drie jaar ingenomen en verwoest (85). Overigens regeerde hij rustig tot zijn dood (80).—13) Pt. IX Alexander regeerde na de verdrijving van zijn broeder Pt. Lathyrus met zijne moeder en liet zich geheel door haar beheerschen. Toen hij zich evenwel persoonlijk door haar bedreigd zag, doodde hij haar; hij moest echter voor de woede van het volk vluchten en sneuvelde kort daarna in vreemden krijgsdienst.—14) Pt. Apion (Ἀπίων), onechte zoon van Pt. Physcon, kreeg na den dood van zijn vader Cyrēne; toen hij stierf, liet hij zijn land bij testament aan de Rom. na (96).—15) Pt. X Alexander II, zoon van Pt. Alexander, huwde op bevel van Sulla na den dood van Pt. Lathyrus met diens eenige dochter Berenīce, die vroeger met Pt. Alexander gehuwd was geweest, en werd zoo koning. Na drie weken doodde hij Berenīce, waarna hij door het volk gedood werd.—16) Pt. XI of XIII Aulētes (Αὐλητής, fluitspeler), onechte zoon van Pt. Lathyrus, vandaar ook wel Nothus genoemd, maakte zich na den dood van den vorigen van Aegypte meester. Alleen door den steun der rom. legers in Azië konde hij zich tegen de herhaalde opstanden van zijn volk staande houden, terwijl hij weder, om dien steun te koopen, steeds drukkender belastingen moest opleggen. In 58 werd zijn broeder door de Rom. uit Cyprus verjaagd, en toen het volk zich daartegen wilde verzetten, maar Pt. weigerde zich aan hun hoofd te stellen, werd hij verjaagd, en zijne dochter Berenīce tot koningin uitgeroepen (z. Archelāus no. 5). Drie jaar later werd hij door den proconsul A. Gabinius teruggebracht, waarna hij bloedige wraak nam en ook Berenīce liet dooden. Hij stierf in 52.—17) Pt. XII Dionȳsus, oudste zoon en opvolger van den vorigen. In de twisten met zijne zuster Cleopatra, met wie hij volgens den wil zijns vaders de regeering moest deelen, werd hij een tijd lang door Caesar gevangen gehouden. Weder in vrijheid gesteld, hervatte hij den strijd, maar hij werd verslagen en verdronk, naar men zeide, in den Nijl (47), ofschoon anderen later beweerden dat hij zich gered had en te Aradus woonde.—18) Pt. XIII Puer, jongere broeder van den vorigen, na wiens dood hij door Caesar tot mederegent van Cleopatra werd aangesteld, die hem in 43 liet dooden.—19) Pt. Philadelphus, zoon van M. Antonius en Cleopatra, regeerde tot den dood van zijn vader over Syrië en Voor-Azië.—20) zoon van Juba II en Cleopatra no. 11, koning van Mauretania, hielp de Rom. in den oorlog tegen Tacfarinas en ontving tot belooning daarvoor groote eerbewijzen. Door Caligula werd hij naar Rome genoodigd en kort daarna, omdat het volk hem te veel oplettendheid bewees, ter dood gebracht (40 na C.). Zijn rijk werd ingelijfd.—21) Pt. Chennos, waarschijnlijk een tijdgenoot van Nero, schreef in verschillende werken, in proza en verzen, allerlei bizonderheden uit geschiedenis en mythologie, die, voor zoover men kan nagaan, louter verzinsels van hem zijn.—22) Claudius Pt., beroemd wis-, aardrijks- en sterrenkundige, tijdgenoot van Antonīnus Pius. Door zijne wetenschappelijke waarnemingen, waarvan hij de vruchten in een aantal werken nederlegde, vestigde hij de aardrijks- en sterrenkunde op zuiver wiskundigen grondslag en bracht hij die wetenschappen tot eene hoogte, die in vele eeuwen niet overtroffen is. Zijne werken, door Theon (no. 3), Pappus e. a. van commentaren voorzien en voor een groot deel in het Latijn en Arabisch vertaald, zijn voor een deel bewaard gebleven, de voornaamste daarvan zijn: Γεωγραφικὴ Ὑφήγησις, de hoofdbron voor de kennis der oude geografie, Μεγάλη Σύνταξις τῆς Ἀστρονομίας (arab. Almagest), zijn astronomisch hoofdwerk, bevattende de leer van de beweging der sterren, e. a.—23) Verschillende grammatici, rhetoren en geschiedschrijvers van den alexandrijnschen tijd en later droegen den naam Pt., hunne werken zijn alle verloren.