Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Pompēii (stad)

betekenis & definitie

Pompēii (stad) - Πομπήιοι, Πομπήια, oude stad van Campania, bloeiend rom. municipium, aan den mond van den Sarnus. Evenals de overige plaatsen aan den sinus Cumānus, was ook Pompeii een geliefkoosd zomerverblijf voor rijke Rom. In 63 na C. had het veel te lijden door eene aardbeving, doch het verrees uit zijne puinhoopen schooner dan te voren.

In 79 echter, bij de uitbarsting van den Vesuvius werd het bedolven onder een regen van asch, zand en puimsteen. In 1689 werd de stad toevallig ontdekt. In het begin der 18de eeuw is men met de uitgravingen begonnen, doch met weinig kracht en zonder geregeld plan.

Eerst inde 19de eeuw is de opdelving van regeeringswege met nadruk ter hand genomen en de kleinste helft der stad bloot gelegd. Behalve houtwerk en daken zijn openbare en bijzondere gebouwen vrij goed bewaard gebleven. Ten gevolge van deze opgravingen kunnen we nu duidelijk de volgende perioden in de geschiedenis der stad onderscheiden. De stad is gesticht door Osci (zie Campania), die onder den invloed staan der Grieken van Cumae, Dicaearchia (Puteoli) en Parthenope (Napels); uit deze periode zijn de overblijfselen van den griekschen tempel (6de eeuw). Vervolgens is de stad verwoest en weer opnieuw opgebouwd door de Etrusci, die weer later wijken moeten voor de Samnieten, onder wie de stad een tijdperk van grooten bloei beleeft (200–80). In 80 wordt de stad romeinsch municipium, gaat eerst achteruit, en begint eerst weder tot bloei te komen sedert den tijd van Augustus. Bij de uitbarsting had ze ongeveer
25.000 inwoners.

< >