Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Polybius

betekenis & definitie

Polybius - Πολύβιος, 1) van Megalopolis, zoon van Lycortas, geb. omstreeks 201, reeds vroeg onder de leiding van zijn vader en diens vriend Philopoemen tot staatsman en veldheer gevormd. Met hart en ziel toegewijd aan de belangen van het achaeïsch verbond, voorzag hij wel de gevaren, die van den kant van Rome dreigden, in den oorlog tusschen Rome en Macedonië ried hij als hipparch strenge onzijdigheid aan, maar na den val van Perseus zag hij in dat men zich niet op dit standpunt konde houden, en daar de romeinschgezinde partij weldra de overhand kreeg, moest hij zich terugtrekken. Bij de Rom. om zijne vroegere houding verdacht, behoorde hij tot de 1000 Achaeërs, die in 166 als gijzelaars naar Rome medegenomen werden.

In het huis van Aemilius Paullus opgenomen, in vriendschappelijk verkeer met de voornaamste Romeinen, voelde hij langzamerhand zijne vroegere vijandschap plaats maken voor bewondering, en kwam hij tot de overtuiging, dat, bij de goed geordende staatsregeling en legerorganisatie der Romeinen, hunne macht, vooral voor zijn door partijstrijd verdeeld vaderland, onweerstaanbaar moest zijn. In 150 kreeg hij, evenals de andere gijzelaars, door bemiddeling van zijn vriend Scipio Aemiliānus vergunning om naar zijn vaderland terug te keeren, maar reeds een jaar later volgde hij hem naar Africa, waar hij hem bij de belegering van Carthago vele diensten bewees. Kort na de verovering van Corinthe keerde hij naar de Peloponnēsus terug, en door zijn invloed wist hij in vele gevallen het lot der overwonnenen te verzachten.

Van de Romeinen kreeg hij de opdracht de verschillende steden te bezoeken, den nieuwen regeeringsvorm te helpen invoeren, en het volk voor de nieuwe toestanden te winnen, een opdracht, die hij tot groote tevredenheid van alle partijen vervulde. Misschien was het door deze bemoeiingen dat hij op de gedachte kwam een werk te schrijven, dat zijne landgenooten tot berusting zou aansporen door hen te wijzen op de natuurlijke en onvermijdelijke toeneming van de rom. macht, en hun de oorzaken daarvan aan te toonen. Dit plan bracht hij, terwijl hij te Rome woonde en meermalen ten dienste er van reizen deed, ten uitvoer door het beschrijven der rom. geschiedenis sedert het begin van den tweeden punischen oorlog tot de inneming van Corinthe.

Nadat dit werk voltooid was, keerde hij naar Griekenland terug, waar hij in 120 aan de gevolgen van een val van zijn paard overleed.—Zijn werk, dat van veel politieke kennis en zorgvuldige bronnenstudie getuigt, is het eerste voorbeeld van eene pragmatische behandeling der geschiedenis—de uitdrukking πραγματικὴ ἱστορία is van hemzelf,—daar hij niet slechts de gebeurtenissen vermeldt, maar ook oorzaken en gevolgen er van nauwkeurig mededeelt. Zijn dikwijls ruwe stijl, niet gevormd door rhetorische studiën, is niet zonder grond door sommigen soldatenstijl genoemd. Van de 40 boeken, waaruit zijne geschiedenis oorspronkelijk bestond, zijn alleen de eerste 5 volledig bewaard gebleven.—2) geleerd en invloedrijk vrijgelatene van Claudius, wien hij bij zijne studiën behulpzaam was.

< >