Phoenīce of -cia - Φοινίκη, het smalle kustland ten N. van Palaestina, tusschen de Middellandsche zee en den Libanon, een land, bloeiende door zeevaart, handel en nijverheid, waaronder de glasfabricatie, de purperververijen, weverijen en metaalfabrieken de hoofdtakken waren. In dien bloeitijd waren de bosschen van den Libanon nog niet geveld en ondervond het land, wat klimaat en bodem betrof, nog den weldadigen invloed daarvan. Het land vormde niet één staat, maar een bond van steden, waaronder Tyrus en Sidon de meest beroemde waren.
De Phoeniciërs (Phoenīces, Φοίνικες) strekten hunne tochten uit tot ver langs de kusten van den Atlantischen oceaan, doch de kennis, op die tochten opgedaan, behoorde tot de staatsgeheimen en ging met hen verloren.