Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Tyrus

betekenis & definitie

Tyrus - Τύρος, de meest vermaarde stad van Phoenicië, overvleugelde hare moederstad Sidon. De stad lag eerst op het vasteland, doch op zekeren tijd bouwden de Tyriërs eene nieuwe stad (in het O.

T. Zor genaamd = rotsen) op de vóór de kust liggende eilandjes, die door koning Hiram reeds door een dam onderling verbonden waren.

De stad is belegerd door den Assyrischen koning Salmanezer IV (727–723), en toen is Oud-Tyrus, Παλαίτυρος, ingenomen. Door Sanherib (705–682) is ook Tyrus zelf ingenomen en schatplichtig geworden.

Na den val van Niniveh kwam het in de macht van Nebukadrezar. Het stond toen op met al de naburige staten, en werd 13 jaar (586–573) te vergeefs belegerd.

Later kwam het onder Perzische heerschappij, maar bleef nu bloeiend. Ook Palaetyrus bleef als voorstad van Nieuw-Tyrus bestaan.

In 387 werd Tyrus door Euagoras no. 1 stormenderhand ingenomen. Alex. de Gr. belegerde Tyrus 7 maanden lang, en wierp een zwaren dam door de engte, die Nieuw-Tyrus van het vasteland scheidde.

In 332 nam hij de stad in en beval niemand te sparen behalve hen die in de tempels de wijk hadden genomen; 2000 Tyriërs werden gekruisigd, 30000 werden als slaven verkocht, doch de Sidoniërs wisten nog 15000 aan boord hunner schepen te bergen en te redden. Wel herstelde Tyrus zich gedeeltelijk van den slag en bleven de purperververijen, weverijen en metaalfabrieken bloeien, ook onder rom. heerschappij, doch het kreeg in Alexandria eene mededingster, die het in de schaduw stelde.

De dam, door Alexander aangelegd, is door aanslibbing eene landengte geworden. Van de tyrische volkplantingen is Carthago de beroemdste geworden.

< >