Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Philiscus

betekenis & definitie

Philiscus - Φιλίσκος, 1) van Abȳdus, werd door den satraap Ariobarzanes naar Griekenland gezonden

(368) om een vrede tusschen de oorlogvoerende staten tot stand te brengen; daar zijne pogingen zonder gevolg bleven, ondersteunde hij Lacedaemoniërs en Atheners met huurtroepen tegen de Thebanen. Beide staten gaven hem het burgerrecht. Later werd hij stadhouder aan den Hellespont, waar hij wegens misbruik van macht vermoord werd.—2) van Milētus, leerling van Isocrates, schrijver van redevoeringen e. a. werken. Hij was de leermeester van Timaeus en Neanthes.—3) van Aegīna, leerling van Diogenes, v.s. leermeester van Alexander d. G.—4) van Corcȳra, treurspeldichter, door de Alexandrijnen in de tragische pleias opgenomen. Hij leefde onder Ptolemaeus II.

< >