Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Phidias

betekenis & definitie

Phidias - Φειδίας, Athener, zoon van Charmides, leerling van Hegias en Agelādas, de beroemdste kunstenaar uit den tijd van Pericles, wiens vriend hij was, en die alle groote werken tot verfraaiing van Athene door hem of onder zijne leiding liet uitvoeren. Hijzelf maakte bij voorkeur kolossale godenbeelden van goud en ivoor, waarin hij op de gelukkigste wijze bevalligheid en verhevenheid wist te doen gepaard gaan. Bovenal beroemd zijn zijne Athēna Promachus, staande tusschen de Propylaeën en het Parthenon, zoo hoog dat men van Sunium het bovenste gedeelte er van konde zien, zijne Athēna Parthenus van ivoor en goud, 26 el hoog, zijn Zeus te Olympia, het beroemdste kunstwerk der oudheid.

Dit beeld was 40 voet hoog en zat op een troon van 12 voet. Het lichaam was van ivoor, doch zijn mantel, die van de heupen in sierlijke plooien neerhing, was van goud met ingewerkte bloemen, ook zijne sandalen waren van goud. Om het hoofd had hij een olijfkrans van groene steenen.

In de rechterhand hield hij een beeld van de godin der overwinning, eveneens van goud en ivoor gemaakt, in de linkerhand zijn schepter, op welks punt een arend zat. Om den rijk met beeldhouwwerk versierden troon dansten Horen en Chariten. Het geheel maakte een onuitsprekelijken indruk van majesteit en goedheid.

In de overblijfsels van het Parthenon zijn enkele door of onder den onmiddellijken invloed van Ph. vervaardigde werken bewaard gebleven.—Ph. stond dikwijls bloot aan de aanvallen van Pericles’ vijanden. Met glans verdedigde hij zich tegen de beschuldiging, dat hij van het goud, voor de Athena Parthenus bestemd, zoude gestolen hebben, maar eene later tegen hem ingebrachte aanklacht wegens heiligschennis liep slechter voor hem af. Hij stierf in de gevangenis of te Olympia (432).

< >