Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Patrōnus

betekenis & definitie

Patrōnus - beschermheer. 1) In den oudsten tijd het patricische familiehoofd, onder wiens hoede en toezicht de cliënten stonden. De cliënt was verplicht den patroon eerbied te betoonen, bij gewichtige familiezaken diens raad in te winnen, met en voor hem de wapenen te dragen; hij moest ook, wanneer de dochter van den patroon huwde, bijdragen tot den bruidschat, en evenzoo tot den losprijs, wanneer de patroon uit vreemde krijgsgevangenschap moest worden losgekocht. De patroon moest zijnerzijds den cliënten hulp en bescherming verleenen en in rechtszaken voor hen optreden.

De band was heilig: patronus si clienti fraudem fecerit, sacer esto.—2) Causarum patronus, niet advocatus, is de advocaat, die in rechtsgedingen pleit.—3) ook steden, gewesten en provinciën hadden dikwijls te Rome hunne patroni onder wier bescherming zij zich stelden en die hunne belangen moesten behartigen. Zoo waren o. a. de Marcelli patronen van Sicilië. Dit patronaat komt eenigermate overeen met de hedendaagsche instelling der consulaten.

< >