Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 11-06-2019

Menander

betekenis & definitie

Menander - Μένανδρος, 1) atheensch veldheer in den peloponnesischen oorlog, nam deel aan den tocht naar Sicilië en aan den slag bij Aegospotami.—2) zoon van Diopīthes, geb. 342, vriend van Theophrastus, Epicūrus en Demetrius Phalēreus. Hij is de voornaamste dichter der nieuwe attische comedie en schreef, naar men meent, meer dan 100 stukken, waarvan de juiste karakterteekening, de goed gevonden toestanden en de beschaafde toon geroemd worden. Slechts achtmaal werd hem een prijs toegekend, toch waren zijne werken zoo bekend, dat Ptolemaeus Lagi hem trachtte over te halen naar Alexandrië te komen; hij bleef echter te Athene, waar hij, 52 jaar oud, in het bad verongelukte.

Van zijne comedies zijn sommige door Terentius e. a. in het Latijn bewerkt. Tal van verzen uit zijne werken worden door lateren geciteerd; ook zijn nog zeer onlangs belangrijke fragmenten van sommige stukken van hem gevonden.—3) van Ephesus, schrijver eener geschiedenis van Phoenicië.—4) leerling van Diogenes no. 2.

< >