Marsi - Μάρσοι, 1) samnietisch volk op de grenzen van Latium, rondom het meer Fucinus, in eene streek, geheel door bergen ingesloten. In 304 tot een bondgenootschap met Rome gedwongen, bewaarden zij een diepen haat tegen de Rom., die in den bondgenootenoorlog, in 90, tot uitbarsting kwam. Hunne hoofdstad was Marruvium.
Zij bezaten veel kennis van geneeskrachtige kruiden en stonden bekend als goede wondheelers, als slangenbezweerders en ook als toovenaars; vandaar Marsa naenia = tooverspreuk. De mythe laat hen dan ook afstammen van een zoon van Circe.—2) germaansch volk aan de tegenw. Ruhr, bondgenooten der Cherusci tegen Varus.
Germanicus dreef hen terug, en sedert verdwijnt hun naam.