Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 12-06-2019

Leo

betekenis & definitie

Leo - Λέων, 1) zoon van Eurycratidas, 14de koning van Sparta uit het geslacht der Agiden.—2) Spartaan, die eene volkplanting naar Heraclēa in Trachinië aanvoerde (426).—3) spartaansch bevelhebber op Chius in de laatste tijden van den peloponnesischen oorlog.—4) bevelhebber der atheensche vloot bij Samus, die zich met Diomedon tegen de instelling van de regeering der 400 verzette (411); hij was een van de 10 strategen, die na het ontslag van Alcibiades aangesteld werden, en werd waarschijnlijk voor den slag bij de Arginusen krijgsgevangen gemaakt; onder de regeering van de 30 werd hij ter dood gebracht.—5) van Byzantium, leerling van Plato; hij was in zijne vaderstad aan de regeering, toen zij door Philippus belegerd werd (340). Door zijn toedoen weigerde men te Byzantium Chares te ontvangen, de hulp van Phocion nam hij echter gaarne aan. Later wist Philippus hem bij zijne medeburgers verdacht te maken, wat hij zich zoozeer aantrok, dat hij zich van het leven beroofde.—Zijn werk over den oorlog tusschen zijn vaderstad en Philippus is verloren gegaan.

< >