Legātus - beteekent in de eerste plaats gezant, in de tweede plaats onderbevelhebber. De veldheeren
en stadhouders der provinciën kregen 3 of meer legaten mede, mannen van senatorischen rang en door den senaat benoemd, waarbij evenwel uit den aard der zaak op den wensch van den stadhouder of veldheer werd gelet. Zij stonden hem ter zijde in het bestuur der provincie en werden ook dikwijls aan het hoofd van afzonderlijke legerafdeelingen door hem uitgezonden. Moest een der legaten als plaatsvervangend stadhouder optreden (hetgeen in den regel echter den quaestor toekwam), dan was hij legatus pro praetore. Toen met Augustus sommige provinciën (later alle) keizerlijk werden, en dus de keizer de algemeene gouverneur daarvan werd, zond hij naar de provinciën zijne stadhouders met den titel van legati Caesaris of Augusti pro praetore, en wel naar de belangrijke provinciën met den rang van consulares, naar de andere met dien van praetorii. Verder kreeg toen elk legioen een legaat aan het hoofd, met den titel van legatus legionis. Dit was een praetorius.