Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Genii

betekenis & definitie

Genii - goddelijke wezens, die den mensch gedurende zijn geheel leven begeleiden, beschermen en van het kwade terughouden. Ieder mensch had zijn Genius, die grooteren invloed op zijn leven uitoefende dan de andere goden, wier werkkring zooveel uitgebreider is. Men offerde hem op verjaardagen en over het algemeen bij gewichtige gebeurtenissen wijn, wierook en bloemen, en meende hem te dienen door het leven vroolijk te genieten (Genio indulgere) en te beleedigen door het tegenovergestelde (Genium defraudare).

Aan booze Genii of aan Genii, die den mensch zoowel ten kwade als ten goede leiden, schijnt men niet algemeen geloofd te hebben. Zij werden gewoonlijk voorgesteld als schoone jongelingen met vleugels. De Genii der vrouwen heeten Iunones.—Ook aan volken, geslachten, steden en plaatsen kende men soms een Genius toe; laatstgenoemde werden dikwijls afgebeeld als slangen, die van een altaar vruchten eten.

Vgl. Daemon.

< >