Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Epos

betekenis & definitie

Epos - ἔπη, epische of objectief-verhalende poëzie, behandelde waarschijnlijk oorspronkelijk enkele gebeurtenissen uit de legenden betreffende goden, heroën of edele geslachten, doch werd later ontwikkeld tot het samenhangend verhaal van geschiedenissen uit het heldentijdperk, zooals wij het bij Homērus vinden. Taal en metrum van Homerus werden door alle latere epische dichters behouden, zijne wijze van behandeling der stof werd door allen als model beschouwd. Wat de behandelde onderwerpen betreft sloten zich de cyclici (z. a.) het meest bij Homerus aan, lateren kozen ook soms geschiedenis, terwijl alexandrijnsche dichters onderwerpen van verschillenden aard, meest van geringen omvang, met meer geleerdheid dan kunst op epische wijze behandelden.

In de 5de eeuw na C. herleefde het epos nog voor korten tijd, zonder echter iets van belang voort te brengen.—Tot de epische poëzie rekent men ook de didactische, het leerdicht, waarvan de werken van Hesiodus het oudste voortbrengsel zijn en waarvan de oudste wijsgeeren zich bedienden om hunne theoriën bekend te maken, terwijl in den alexandrijnschen tijd en later alle wetenschappen in dezen vorm behandeld werden.—Ook in de rom. letterkunde komt het epos reeds zeer vroeg voor; bij voorkeur behandelde men aanvankelijk deelen der rom. geschiedenis; eerst door de studie der alexandrijnsche poëzie kwam men ook tot beoefening van het grieksche heldenepos; Vergilius verbindt beide richtingen door in zijne Aenēis inheemsche sagen tot onderwerp te kiezen. Het leerdicht werd door de Rom. steeds met voorliefde beoefend.

< >