Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Domus

betekenis & definitie

Domus - . Hoewel er bij de romeinsche huizen evengoed verschil van inrichting bestond als in andere landen en tijden het geval is, komen er toch enkele vertrekken in zekere volgorde in voor, die in geen rom. huis van eenig aanzien ontbreken. Als type van een huis van matigen omvang geven wij hier den plattegrond van het zoogenaamde huis van Pansa te Pompeji. Met het tuintje er achter, dat op de teekening slechts gedeeltelijk is aangegeven, vormt het erf een langwerpigen vierhoek, aan alle zijden door straten omgeven en is dus eene insula.

Aan drie zijden zijn tegen het huis kleinere woningen en winkeltjes gebouwd (8 en 9), waaronder een betrekkelijk groot huisje (9) waarin eene bakkerij werd uitgeoefend. Aan den ingang van het eigenlijke heerenhuis vindt men eene inspringende ruimte (V) vestibulum genoemd. Door de deur ianua, ostium (O) komt men in den gang en vervolgens in het atrium (A), in welks midden men het compluvium vindt (6).

Ter weêrszijden van het atrium zijn eenige cubicula (2) en aan het einde twee zoogenaamde alae (3), alcoves, niet met deuren, maar met gordijnen afgesloten. In den tijd, dat het italiaansche huis nog een vrijstaand boerenhuis was, hadden deze alae vensteropeningen, waardoor het licht binnen kwam. Toen het huis als stadshuis werd ingebouwd, vervielen deze vensters, en was men verplicht de kleine dakopening van het atrium, het latere compluvium, die oorspronkelijk vooral voor het uitlaten van den rook gediend had, grooter te maken, waardoor het vertrek ten minste in den winter voor bewoning minder doelmatig werd.

Zie ook atrium.

Achter het atrium is het tablinum (T), en daarnaast een vertrek (1), dat hier vermoedelijk tot bibliotheek diende. Een gang (5) leidt van het atrium naar de binnenplaats (cavaedium) of peristylium (C of P), waarvan de 4 zijden overdekt waren, terwijl het dak, om het regenwaterbekken, door zestien zuilen wordt geschraagd.

Rechts is eene eetzaal, triclinium (Tr.), achteraan eene pronkzaal, oecus, door een gang (5) van de keuken, culina, gescheiden, en geheel achteraan eene galerij of verandah (7), die toegang gaf tot het viridarium of tuintje. Het rom. huis was als het ware in zich zelf gekeerd, zonder vensters aan de straatzijde, althans voor zoover de benedenverdieping betreft. Bij een groot getal vertrekken had men dus meer dan één binnenhof noodig, hetzij dan eene eenvoudige binnenplaats (cavaedium) of eene zuilengaanderij (peristylium, porticus).

De tweede afbeelding hierbij toont een oud pompejaansch huis van buiten; waarbij vooral de inrichting van het compluvium duidelijk zichtbaar is. De huizen hadden ook bovenverdiepingen, waarvan de vertrekken evenwel slechts klein konden zijn, daar boven het atrium geen vertrek kon zijn. Over het grieksche huis zie men het artikel οἰκία, over de tegenstelling tusschen insula en domus het artikel insula.

< >