Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Consus

betekenis & definitie

Consus - oud-italisch god van den landbouw, eigenlijk van het in de schuren geborgen graan (van condere). Hij had een tempel op den Aventīnus, en een onderaardsch altaar in den Circus. Zijn voornaamste feestdag, de Consualia (21 Augustus) is een oogstfeest; aan Consus worden de eerstelingen van den oogst geofferd, en verder wordt het feest gevierd met ludi circenses, bestaande oorspronkelijk in wedrennen van muildieren, die onder de bescherming van Consus staan.

Hij raakte spoedig in vergetelheid, en nu werd hij door de Romeinsche geleerden geïdentificeerd met Neptūnus Equester, Ποσειδῶν Ἵππιος. Ook nam men aan, dat op zijn feest de sabijnsche maagdenroof zou gepleegd zijn, en dat ter herinnering hieraan die dag luisterrijk met groote wedrennen gevierd werd.

< >