Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Cocceiānus

betekenis & definitie

Cocceiānus - Δίων ὁ Κάσσιος, kleinzoon van Dio Chrysostomus, geb. te Nicaea 155 n. C., trad in 186 als redenaar te Rome op, werd senator, praetor, tweemaal consul en stadhouder van Pergamus, Africa, Dalmatië en Pannonië. Na eenigen tijd in Campania gewoond te hebben, ging hij naar Nicaea terug, waar hij zijn leven eindigde.

Van zijn groot grieksch werk, bevattende in 80 boeken de romeinsche geschiedenis van de vroegste tijden tot Alexander Sevērus, een werk dat hij op aansporing van een droomgezicht onder handen nam en waaraan hij 22 jaren werkte, zijn 25 boeken (36–60) volledig bewaard gebleven, van de andere bestaan grootere of kleinere fragmenten en uittreksels. Het bevat belangrijke bijdragen voor de geschiedenis van het keizerrijk, ofschoon ook veel, dat ons weinig belang inboezemt, bijv. verhalen van wonderen, hofgeschiedenissen, enz.; in taal en stijl tracht hij de oude grieksche schrijvers na te volgen.

< >