Clientes - . Vóór het ontstaan der plebs vond men te Rome een stand van hoorigen of halfvrijen, die, naar het schijnt, volgens oud-italisch gebruik, onder de bescherming of het patronaat der burgers stonden en daarentegen ook zekere bepaalde verplichtingen tegenover hunne patrōni hadden. Over de wederzijdsche verhouding dezer beide standen zie men het artikel patronus. Ook vreemden, die zich te Rome wilden vestigen, moesten in den oudsten tijd, daar zij geene rechtspersoonlijkheid bezaten, zich onder de rechtspersoonlijkheid van een burger stellen (applicatio), en derhalve zich in clientēla begeven, indien zij de bescherming der wetten wilden genieten.
In verloop van tijd loste het cliëntschap zich op in de plebs. Men neemt gewoonlijk aan, dat de cliënten van het platteland in 457, toen het aantal volkstribunen van 4 op 10 gebracht werd (zie tribuni plebis), vrij verklaard zijn. Anderen dateeren die vrijwording reeds van koning Servius Tullius.
De cliënten moeten scherp onderscheiden worden zoowel van slaven als van plebejers.—In lateren tijd komt de naam cliënten terug voor de bezoldigde visitemakers bij de rom. grooten, bij wie zij ook wel als anteambulones dienst deden. Zij werden voor hunne bezoeken en diensten beloond, hetzij met een mandje eetwaren (sportula), hetzij met geld. De aanzienlijke Romein, wiens receptiën zij dus hielpen opluisteren, wordt dan tegenover hen rex geheeten.