Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Bellōna

betekenis & definitie

Bellōna - 1) eene oorlogsgodin, tot de Di Indigetes behoorende, later vereenzelvigd met de Grieksche Enȳo. Zij vergezelt Mars, wiens zuster, dochter, vrouw, voedster, of wagenmenster zij genoemd wordt, in den strijd. In 296 werd haar door Ap.

Claudius Caecus een tempel op het Marsveld gewijd. Hier werd vaak senaatszitting gehouden voor het ontvangen van gezanten van volken, die met Rome geen verbond hadden gesloten, en voor de onderhandelingen omtrent het toestaan van een triumphus aan overwinnende veldheeren (zie triumphus). Zij wordt beschreven als een godin die een speer, een fakkel of een geesel zwaait en op de trompet blaast.—2) eene aziatische godin, wier dienst tijdens de oorlogen met Mithradātes uit Comāna te Rome ingevoerd werd, en die daar sedert dien tijd op oostersche wijze vereerd werd.

Op hare feesten trokken hare priesters (Bellonarii) in zwarte kleederen door de stad en brachten zichzelven in heiligen waanzin wonden aan armen en lendenen toe, waarbij zij onder het geraas van pauken en trompetten allerlei voorspellingen deden.

< >