Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Aureliānus (L. Domitius)

betekenis & definitie

Aureliānus (L. Domitius) - uit geringen stand geboren, werd in 270 n. C. door de legioenen aan den Donau tot keizer uitgeroepen, in een tijdperk, toen het romeinsche rijk door legeroproeren tot ontbinding dreigde over te gaan. Reeds had M.

Aurelius Claudius Gothicus (268–270) de Gothen en Alemannen teruggeslagen; na zijn dood zette Aurelianus het werk voort, verdreef de Alemannen, Iuthungen en Marcomannen uit Italië, waarin zij een inval hadden gedaan, omringde Rome met een nieuwen vestingmuur, heroverde vervolgens de oostelijke gewesten, die door Zenobia, koningin van Palmȳra, van het rom. rijk waren losgescheurd (272 n. C.), versloeg daarna den tegenkeizer Tetricus in Gallia en voerde hem en Zenobia als gevangenen mede naar Rome, waar zijn zegewagen door vier olifanten werd getrokken. Hij herstelde de krijgstucht in het leger, strafte nog eenige oproeren en werd met recht restitutor imperii genoemd.

Hij was hard en ruw, doch met hart en ziel soldaat, en daardoor juist een geschikt keizer voor zijn tijd. Dacia, dat door Traiānus veroverd was, werd door Aurelianus prijsgegeven, daar hij het veiliger achtte, den Donau als grensrivier te behouden. De rom. bevolking uit Dacia verplaatste hij naar een deel van Moesia, dat hiernaar den naam kreeg van Dacia Aureliani.

In 275 werd Aurelianus, terwijl hij tegen de Perzen optrok, vermoord door een zijner vrijgelatenen.

< >