Athlētae - ἀθληταί, ἀθλητῆρες, werden bij de Grieken diegenen genoemd, die bij de nationale spelen te Olympia of elders in den wedstrijd voor lichaamsoefening en spierkracht naar de overwinning dongen. Langzamerhand werd hiervan een beroep gemaakt en kreeg men athleten, die op hunne kunst reisden en voorstellingen gaven. Zulke worstelaars werden van jongs af geoefend en volgden een bepaalden leefregel.
Ook bij de Romeinen vonden nu en dan bij de openbare spelen dergelijke voorstellingen plaats, waarvoor men dan tegen hoog loon (auctoramentum) grieksche athleten huurde. Bij het worstelen, dat geheel naakt geschiedde, smeerde men zich met olie in, om aan de tegenpartij minder vat te geven, wat deze dan weder nutteloos trachtte te maken, door zijn tegenstander met zand te werpen.Ἀθλοθέται, oorspronkelijk zij, die bij de wedstrijden prijzen uitloofden, later bij de groote nationale feesten kamprechters en commissarissen. Zij werden tien maanden vóór het feest benoemd, ontvingen de aangiften van de mededingers in de wedstrijden en zorgden voor alles wat voor eene waardige feestviering noodig was. Door een plechtigen eed verbonden zij zich tot onpartijdigheid. Gedurende het feest droegen zij een purperen kleed, lauwerkrans en staf, ook werden zij begeleid door dienaars die staven droegen (ῥαβδοῦχοι). Te Athene werden om de vier jaar 10 athlothetae door het lot aangewezen, die bij de feesten, vooral de Panathenaea, het oppertoezicht hielden en uitspraak deden over de wedstrijden.