Panathenaea - Παναθήναια, het voornaamste feest der Atheners in het derde jaar van iedere Olympiade, van den 24sten, v. s. van den 21sten, tot den 28sten Hecatombaeon ter eere van Athēna Polias gevierd. De invoering er van als een landelijk feest onder den naam Ἀθήναια wordt aan Erichthonius toegeschreven, zijn eigenaardig karakter als feest van de geheele attische burgerij en zijn naam had het van Theseus gekregen, door Pisistratus waren voordrachten van gedichten van Homerus aan de feestelijkheden toegevoegd, die later door Pericles nog verdere uitbreiding kregen. Behalve de wedstrijden in muziek, gymnastiek, rijden, enz., waarbij vele prijzen uit kruiken met olie van de heilige olijfboomen bestonden, moet vooral vermeld worden de groote optocht (πομπή), waarmede aan de godin een nieuw kleed (πέπλος) gebracht werd.
Dit kleed was saffraankleurig, door atheensche vrouwen geweven en met het prachtigste borduurwerk, waarvan patroon en uitvoering van staatswege goedgekeurd moesten zijn, versierd. Het werd als zeil aan den mast van een schip vastgehecht, en dit werd op rollen naar de acropolis voortbewogen, gevolgd door grijsaards met olijftakken in de handen (θαλλοφόροι), dochters van edele burgers, die mandjes met offergereedschap droegen (κανηφόροι), terwijl stoelen en zonneschermen haar nagedragen werden door vrouwen en dochters der metoeci (διφροφόροι, σκιαδηφόροι), verder volgde de ruiterij en verdere krijgslieden in de schoonste wapenrusting, overwinnaars in de feestspelen bij vroegere Panathenaea gevierd, eindelijk de geheele burgerij in feestgewaad, meestal nog gezantschappen van atheensche kolonies en andere staten. Op den optocht volgde een offerfeest, groot genoeg om het geheele volk te onthalen.—De fries van het Parthenon was door Phidias versierd met eene afbeelding in relief van den optocht der Panathenaea, en een groot gedeelte van dit beeldhouwwerk is nog bewaard gebleven.—Behalve dit groote feest werden ieder jaar kleine Panathenaea gevierd, waarschijnlijk bestaande in wedstrijden en offers.