Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Asōpus

betekenis & definitie

Asōpus - Ἀσωπός, 1) rivier die bij Phlius ontspringt, door de vlakte van Sicyon loopt en in de Corinthische golf valt.—2) rivier die bij Plataeae ontspringt, door Boeotië loopt en op attisch gebied in de Euboeïsche zee valt, de grens tusschen het gebied van Plataeae en van Thebae.—3) riviertje bij de Thermopylae.—4) stad in Laconica, aan den oostkant van de Laconische golf, met een beroemden tempel van Asclepius.—5) de stroomgod van een der beide eerstgenoemde rivieren. Hij was de zoon van Oceanus en Tethys en bij Metōpe de vader van twee zoons en twaalf of twintig dochters, die bijna allen namen dragen van steden, in de nabijheid dier rivieren gelegen. Vele zijner dochters werden door goden ontvoerd, bijv.

Aegīna door Zeus. Toen Asōpus deze dochter zocht en van Sisyphus vernomen had, wie haar geroofd had, vervolgde hij Zeus en wilde hij met hem strijden, maar Zeus verjoeg hem met den bliksem, waardoor hij in zijn bedding werd teruggedreven.

< >