Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Aristarchus

betekenis & definitie

Aristarchus - Ἀρίσταρχος, 1) van Athene, een van de hevigste oligarchen ten tijde van de regeering der vierhonderd (411), die met anderen van pogingen tot verraad verdacht werd. Toen de democratie hersteld werd, vluchtte hij en maakte hij op de vlucht van zijne betrekking als strateeg gebruik om Oenoë aan de Boeotiërs over te geven.—2) van Tegea, treurspeldichter, tijdgenoot van Euripides.—3) van Samus, alexandrijnsch wis- en sterrenkundige omstreeks 280. Hij leerde dat de aarde zich om de zon en om haar eigen as beweegt.

Een werk van hem over de grootte en de afstanden van zon en maan is bewaard gebleven.—4) van Samothrāce, de beroemdste taalkundige der oudheid, onderwijzer van een zoon van Ptolemaeus Philomētor (Ptolemaeus no. 10). Door Ptolemaeus Physcon (z. Ptolemaeus no.11) vervolgd, ging hij naar Cyprus, waar hij, 72 jaar oud, stierf (± 144).

Van de vele oudere grieksche dichters, die hij grammatisch en critisch behandelde, besteedde hij de meeste zorg aan Homērus, wiens werken hij met verbeterden tekst en met voortreffelijke verklaringen uitgaf. In de scholiën op Homerus vindt men eenige overblijfsels van zijn werk.

< >